Column, Leeslengte kort

Carnaval

Het is zaterdag en ik ben laat uit bed. 10.30 uur. Was er een feestje gisteravond? Nee, niet bij ons. Verderop in de wijk was er wel iets gaande. Door de kier van het slaapkamerraam hoorde ik het hossen en teuten van de feestvierders binnenkomen. Het was ver weg, te ver om me lang wakker te houden.

Ik lag erin om ongeveer 1 uur en heb dus zo’n negen en een half uur geslapen. Schandalig lang is dat niet. Kennelijk vraagt het lijf daarom. Ik eet gezond, beweeg regelmatig, lees en studeer elke dag. Wellicht doen die laatste twee ertoe; het hoofd heeft iets te ordenen.

Op deze februarimorgen hangt het zwerk bovendien vol grauwheid. Niet raar dat in die donkerte de slaaphormonen in actie blijven. En ik dus in rust.

‘Het aantal probleemdrinkers in Nederland bedraagt 1 miljoen’, klinkt het onder het tandenpoetsen. Het hoge cijfer wordt door de nieuwsvrouw op de radio nadrukkelijk voorgelezen. Ik bedenk me hoe fijn het elke dag weer voelt dat ik de alcohol heb afgezworen, nu al ettelijke jaren geleden.

Voor velen is dát de oorzaak die ze in het weekend lang in bed houdt. Voor velen is het ook het opiaat, de drug, de tinctuur die van een grijze dag als vandaag iets vrolijks maakt. Een valse noodzaak, want we zijn vergeten welke betovering de Hollandse wolkenluchten ons naast hun somberte ook te bieden hebben.

Dat alcohol je opkikkert is schone schijn. Blik ik terug naar de tijd dat ik zelf in de late avond en op de zondagmiddag een glas tot mij nam, dan zie ik eerder droefenis. Het glas – nu eens port, dan eens wijn, dan eens trappist – liet weinig heel van de subtiliteit van de indrukken van het leven.

Met een zachte gum werd veel van het zintuiglijke en intellectuele weggewreven. De smaak van de omgeving, gedachten en overpeinzingen, nuances van gevoelens, al die gewaarwordingen vervaagden. De quasi zaligheid die overbleef, was het los zijn van de wereld en zijn trubbels, was het zweverige ervaren van alles als niets beduidends.

Een gefabriceerd moment van rust, chemisch ontdaan van prikkels. Ik wilde het niet missen, ik genoot ervan en had er behoefte aan. Althans dat dacht ik. Het was een verloochenende euforie, een ervaring ver verwijderd van elke intense beleving.

Nu is alles tot niets beduidends verlagen misschien datgene wat voor veel anderen naar voldoening smaakt, voor mij leidde het inzicht van de quasi zaligheid tot het vergaan van de lust in drank. Als daar het genieten van moest komen dan leek me dat een treurige zaak. Alcohol was de boef die mij beduvelde.

Eenieder die nu meent dat ik een saai of sneu leven leid omdat ik Bacchus heb uitgezwaaid, heeft – waag ik te zeggen – de eigen werkelijkheid slecht in beeld. Want zegt dat niet veel over hoe men het eigen nuchtere bestaan ervaart? Is drinken, zelfs een enkel glas, niet vluchten uit de werkelijkheid en de wattige schijn die ervoor terugkomt verwarren met het avontuur van echtheid?

Het avontuur ervaren, de kleur en romantiek van het leven proeven, ontspannen zijn in de omgang met anderen – de brouwers, wijnhuizen en distilleerderijen laten het ons graag weten: bij ons moet je wezen om die gelukzalige drempel over te gaan. Het lijkt zo onschuldig, toch moet je 18 zijn voordat je in hun wereld welkom bent.

Wellicht is er behoefte aan het slechten van de drempel, wellicht is de nuchtere dageraad elke ochtend weer een te arme of te verwarrende belofte. Ik begrijp dan dat alcoholische drank goed smaakt. Maar 1 miljoen probleemdrinkers, wat zegt dat over Nederland? Moeten wij ons drogeren om nog in staat te zijn ons fijn te voelen?

Morgen barst in het zuiden van Nederland het carnaval los. Officieel dan, want ze zijn sinds gisteren al aan het warmdraaien. Mijn geboortegrond ligt in Brabant. Het toxische vocht zal er rijkelijker vloeien dan anders.

Ik ken de plekken nog in Oeteldonk, in Lampegat, in Krabbegat, in Skôn Orregat, in Klompengat; veelvuldig zal men er toosten op elkaars gezondheid. Hoe ongerijmd lijkt dat als ik daar nu naar kijk. Want voelt nuchter hossen niet zoveel energieker dan met bier op? Wordt dweilen met een dopper aan de gordel niet zomaar een sportieve bezigheid?

Maar laat ik geen spelbreker zijn. Ik wens de feestvierders onder de rivieren mooie dagen toe. Alaaf!


Ontdek meer van Stan Lenssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Standaard

Een gedachte over “Carnaval

  1. Het is altijd goed om binnen een discussie een uitweg te bieden. Voor jezelf en voor de ander. De kwestie ‘Bacchus’ roept gewetensvragen op, maar gelukkig vinden wij Charles Baudelaire aan onze zijde!

    Baudelaire besluit zijn gedicht ‘Wees altijd dronken’ met: … vraag dan aan de wind, aan de golf, aan de ster, aan de vogel, aan de klok, aan alles wat vliedt, aan alles wat zucht, aan alles wat voortrolt, aan alles wat zingt, aan alles wat spreekt, vraag dan hoe laat het is: en de wind, de golf, de ster, de vogel, de klok, zullen je antwoorden: ‘Het is tijd om je te bedrinken! Om niet de gemartelde slaven van de Tijd te zijn, bedrink je, bedrink je voortdurend! Aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid, dat moet je zelf weten.’

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *