Dichtwerk, Leeslengte kort

Intussen op de Veluwe

Champagne in een rimpelhand,
kleine kinderen spelen,
het haardvuur brandt.

Een dier sluipt rond in schapenweiden,
dringt binnen in een land.
Immoreel, ondankbaar, moordend
dingt het naar de jagershand.

Wie stelde de grenzen?
Wie liet de schapen kansloos?
Wie plaatste de palen?
Wie spande het prikkeldraad?
Wie komt wie te nader?
Wie ziet schuw voor bruutheid aan?

De vragen slaan dood
op een claim op veilig nageslacht,
de claim die dierlijkheid verraadt.

Ze blijven onbeantwoord
door het sterkste wezen
dat altijd in zijn recht staat,
het lijk dat van zijn overdaad
de eigen heuvel maakt –
het graf waarop de wolf straks huilend staat.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Op- en afschalen

In de perfecte punt
wil ik het borgen.
Het puilt nog uit.

Uit mis gemunt
groeien de zorgen,
kruipt worm eruit.

Het is het even-wicht
dat mij de gesel is,
omdat het zo afwezig is
en daardoor luid
zich uit.

Een blad ligt schuin,
het weer borstelt
op een kruin,
vel kleurt bruin
en vormt een vlies
dat rot omsluit.

Zal ik het vlees
ontdoen van huid,
de vruchten villen,
dat rottend snot
bedwingen willen?
Neem een besluit.

Voor de elfde maal
schik ik de ronde schaal
met wankel fruit
en eet eruit.

Standaard