Gedachte, Leeslengte kort

Leven!

Het moet een uur of vijf geweest zijn in de ochtend.

Ik weet het niet precies, ik was in halfslaap.

Ik werd gewekt door vogels.

Een merel, mezen, vinken.

En allerlei klein grut en gebroed waarvan de naam mij onbekend is.

Er kwamen ganzen bij, en eenden, meerkoeten en tenslotte duiven.

Ik sliep er slecht van, de uren na mijn ontwaken, dat – nogmaals – niet meer dan het opstijgen naar een halfslaap was.

Maar desondanks werd ik vreugdevol. Wat een ongebreidelde lust tot leven, een ongebreidelde lust die zich nooit door iets of iemand af laat remmen!

Wat een pracht om daar deel van uit te maken, deze totale lust die voorbij gaat aan individuele wezens.

De lust die het leven in persoon is.

Wie zijn de vogels als individuen? Wie zijn de mensen als individuen? Wij borrelen samen in een vat, wij zijn de entropie die steeds naar chaos zoekt in evenwicht.

Een contradictio in terminis met dubbele bodem. Die wij zijn: de vogels, de mensen, wij allen, de levende wezens.

Onze kleine zorgen, die zo groot lijken omdat ze onze leefwereld en het voortbestaan daarvan omspannen, zijn irrelevant.

Alle getob is onbelangrijk, doelloos, hoeveel inhoud wij er ook aan toekennen.

Er zijn momenten waarop dat tot je doordringt. De kakofonie van deze ochtend was er een.

Het leven stelt geen voorwaarden, het leven kent geen plan. Je bent er.

Er is niet eens sprake van ‘er mogen zijn’.

Zouden de vogels dat ook erkennen? Zij doen ongestoord hun ding, alsof het de gewoonste zaak is.

Dat ik die vraag stel is misschien teveel. Want is het woord ‘leven’ niet gewoon ons verzinsel? Dat van de mens die er moeilijk over doet, maar er ook intens van kan genieten, ergens op een vroege ochtend rond de Pasen.


Ontdek meer van Stan Lenssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Standaard

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *