
Ochtend eerst kerstdag. Ik was daarstraks op het balkon om de natte handdoek weg te hangen. Tien graden moest het zijn, volgens de verwachting. Dat was het minstens. Een ekster schaterlachte.
Een klein half uur later. Ik schrijf. De ekster laat zich nog eens horen, anders nu. Het lachen is veranderd in het imiteren van een kauw. Of zou het juist een kauw zijn? Het blijken er twee te zijn. Ze bekvechten op de galerij.
Er staat geen zuchtje wind. In de hoge wolkenlagen is dat anders. Daar glijden vuile watten door het zwerk. Amorfe wezens, die elkaar vastpakken tot ze sleetse dekens vormen. Tussen de smoezelige karakters door duiken nu en dan pastelblauwe vegen tevoorschijn: beloften van warme zonnestralen.
Buiten de bekvechtende kauwen is het stil in de wijk. Weinig wegverkeer, een enkele voetganger. Wel luidt een tram zijn herkenbare, klingelende bel. Kerst tussen de rails, daar gaat dat het hele jaar door.
Gedempt ratelt plots een honderdklapper, kilometers verderop. Schuchter vuurwerk dat niet tot oudjaar wachten wil.
Je voelt hoe de stad nog in zijn halfslaap hangt. De daklozen schuilen nog onder de bruggen, blij met alweer een milde winterdag. Of misschien voelt mildheid wel kil op betonnen tegels, en schuiven ze nog wat dichter tegen elkaar aan.
De volgegeten, meer gezegende en begenadigde burgers liggen nog in hun behaaglijke bedden of maken zich op voor het kerstontbijt. Om zich opnieuw vol te eten. Aan de stol, de eierstruif, het luxebrood en de krentenbollen.
Zij komen pas straks in de stedelijke buitenlucht. Na ontbijt en koffie met gebak. Dan wordt er gewandeld. Met familie, met vrienden, met de hond. Beweging als stimulans voor het maagdarmkanaal. Om alle overdaad versneld te verteren. Want het kerstdiner wacht, de tweede warme feestdis na die van kerstavond. Hij vraagt al ruimte.
Wij stoken de verwarming in de flat vanmiddag wat hoger op en krijgen de alleenstaande buurvrouw te eten. Ze werd dit najaar 87. We houden de temperatuur hierbinnen graag laag. Zij hoeft dat niet te weten. Ze toont zich altijd mateloos dankbaar en verdient een warm welkom.
Nadrukkelijk vroeg ze ons om eenvoud. Het menu kent dus twee gangen: lasagne en thee met koekjes. Dat geeft ons de kans om kwistig met woorden om te gaan, want er valt zo veel te praten.
Zoals misschien de daklozen, ben ook ik blij met de zachte winterdag. Om mijn eigen redenen.
Nu de aarde op kerstmis de bocht om is en aan haar nieuwe ronde start, start met het milde weer vervroegd het voorjaar. Onomkeerbaar. Het moment voordat de overvloedigheid weer losbarst. Licht en zachtheid roepen het leven op weer te ontluiken. Het staat op knappen in de zachte grond, klaar in de knoppen aan de bomen en de struiken.
De ekster lacht, de kauwen bekvechten hartstochtelijk. Eerder deze week betrapte ik een stel meerkoeten. Ze spartelden wild over het wateroppervlak, verliefde zotten in achtervolging. Ik zag zelfs ooievaars hoog op hun schoorsteenpost. Niet alleen in de bodem en het hout borrelen de voorjaarshormonen op.
Kerstmis is het feest van het licht dat terugkeert, de lente die in de blokken staat. Dat laatste pas sinds kort. Millennia lang stond alles stil in deze dagen. De natuur vierde haar winterrust. Voor mensen een hoogtepunt van ijspret en sneeuw. Dat zullen we niet meer beleven.
Het valt me op dat het me meevalt om om te denken, om het mooie uit de nieuwe werkelijkheid te halen.
Een buurvrouw aan tafel, een ekster die schaterlacht, hitsige kauwen en meerkoeten, knoppen die op knappen staan, ooievaars op hun post en een bel tussen de rails, het hele jaar door. Het is voldoende overdaad.





Ontdek meer van Stan Lenssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.