
Laat ze blaffen, de bullies, die vandaag de dag de wereld denken te regeren, de bullies, die menen te weten wat voor mij het goede leven is. Het echte werk, áls ze dat zagen, zou ze nederig stemmen.
Ik was even weg uit het beton, steen, staal en asfalt, en even binnen het groen, de watertjes, het nat van de polder en het oude landschap van tuinderijen, en ons aller moeder wees mij ieders plaats.
Het land was er niet grijs, het was groen. De hemel niet winters maar voorjaarslicht. Het vocht niet de voorbode van schimmel, verrotting en vergankelijkheid, maar de voorbode van groei en nieuw leven.
Leven! Het liet zich zien, het liet zich horen. Het leven krijgt het al zoetjesaan op zijn heupen.
Er vloog een merel uit de berm de struiken in. Zó, voor mijn fietswiel. Een uitdagend wild fladderend, gitzwart verenpakje, zijn knalgele snavel pronkend in de over mijn pad scherende zon.
Het kwetterde en floot dat het een aard had. Nog niet heel melodieus, nog aarzelend op zoek naar de juiste tonen, maar onmiskenbaar op temperatuur komend voor het stichten van nageslacht.
En op een schoorsteen van het oude, voormalige schoolgebouw, dat is ontworpen in de gloriejaren van de Amsterdamse School, een eeuw geleden, en dat nu een broedplaats is voor creatieve geesten; op één van de drie schoorstenen daar ontving een ooievaarspaar elkaar luid klepperend, want ik, daar beneden, zou en moest het weten: niet alleen kunstenaars broeden hier!
Al jaren weven ooievaars er aan hun nesten. Drie enorme bouwwerken van takken waaronder je de bakstenen kunt horen zuchten. Kastelen in de lucht – géén luchtkastelen – die nu weer heel snel een lustoord van nieuw leven zullen zijn.
Voor wie weet de hoeveelste maal? Want wie zal dat berekenen in een school zonder pupillen?
Wel waart er steeds als ik erlangs kom een kromme, grijze schaduw rond. Al vele generaties bewaakt deze hallucinatie daar de huizen van de ooievaars … de geest van de conciërge.
Maar het meest frappante, alom aanwezige, maar in eerste instantie niet direct grijpbare, hing in de lucht. Toen ik erin dook om het te duiden, toen ik tastender ging voelen, toen ik scherper ging kijken, werd mij duidelijk dat het om de nog laaghangende witte bal ging.
Hoewel de oostenwind nog kil striemde en de lucht heiig zag, wist de zon er al zo veel energie doorheen te persen dat zij dwars door mijn jas in mijn huid kroop en mijn netvlies zo belaagde dat mijn ogen zich tot spleetjes vormden.
De scherpste kou was uit de wind verdreven, er was zachtheid in de atmosfeer, er was genot op mijn wangen. De diepste donkerte van de dagen achter ons zal verdrongen raken. Niets anders zal er overblijven voor de bullies dan opgeslokt en opgelost te raken.
Ik kon het zien aan hoe de mildheid van het nieuwe licht het laagje vorst in de sloten en greppels weg was aan het smelten. Zodra het plaats moet maken voor optimistisch leven toont het zich flinterdun.



Ontdek meer van Stan Lenssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
.
Het lentelicht dirigeerde duidelijk uw pen. Mooi.
.
LikeGeliked door 1 persoon
Dank!
LikeGeliked door 2 people