Ochtend eerst kerstdag. Ik was daarstraks op het balkon om de natte handdoek weg te hangen. Tien graden moest het zijn, volgens de verwachting. Dat was het minstens. Een ekster schaterlachte.
Een klein half uur later. Ik schrijf. De ekster laat zich nog eens horen, anders nu. Het lachen is veranderd in het imiteren van een kauw. Of zou het juist een kauw zijn? Het blijken er twee te zijn. Ze bekvechten op de galerij.
Er staat geen zuchtje wind. In de hoge wolkenlagen is dat anders. Daar glijden vuile watten door het zwerk. Amorfe wezens, die elkaar vastpakken tot ze sleetse dekens vormen. Tussen de smoezelige karakters door duiken nu en dan pastelblauwe vegen tevoorschijn: beloften van warme zonnestralen.
Buiten de bekvechtende kauwen is het stil in de wijk. Weinig wegverkeer, een enkele voetganger. Wel luidt een tram zijn herkenbare, klingelende bel. Kerst tussen de rails, daar gaat dat het hele jaar door.
Gedempt ratelt plots een honderdklapper, kilometers verderop. Schuchter vuurwerk dat niet tot oudjaar wachten wil.
In de mensenwereld, die meent zich los van de natuur af te spelen, viert de lethargie gevoed door vraatzucht hoogtij. Geef ze kwantiteit in plaats van kwaliteit, het is hun hoogste recht! Garandeer het ze in de schreeuw van lichtreclames op hun beeldschermen.
Met een pompoenboor wordt elk inhoudelijk gesprek dat dat recht bekritiseert tot een Halloweenmasker uitgehold. Slechts de felle buitenkant van de vrucht is nog van waarde. Lege ogen schijnen ons vlammend toe.
Gisteren sprak ik er nog over in mijn bubbel. Wij maakten ons boos over de regering Schoof, over de botheid waarmee zij – het is godzijdank niet gelukt – cultuur en boeken, kranten en tijdschriften ging belasten met het hoogste btw-tarief.
Het is blijkbaar nodig om voor elke vorm van vrijwillige educatie de barricades zo hoog mogelijk op te werpen. Het is maar lastig, al dat gedenk van mensen. Het is beter dat ook het laatste beetje lust naar informatie en gezond reflecteren, de kop in wordt gedrukt.
Het laatste woord over de kennisblokkade is vast nog niet gezegd. Maar, zo meenden wij, veilig binnen zittend op de bank, er is vrijwel niemand meer die de straat op gaat.
Het is blijkbaar niet meer mogelijk om voldoende kritische massa op de been te brengen om effectief tegen de knechting in te gaan. Zover is het al gelukt. We zijn voldoende aan kwantiteit verslaafd geraakt om koest te blijven.
Het kapitalisme heeft zijn werk gedaan: hebzucht is dé deugd geworden. Dat geldt voor de arme sloeber, en net zo geldt het voor de rijken. Alleen de laatsten zijn meer in staat gebleken de hippe deugd te verzilveren. Meer verschil is er niet.
Natuurlijk, kritiek uiten mag gewoon. Nog steeds. Liefst wel uitsluitend gemakzuchtig vanaf de bank. Dan wordt het getolereerd.
We hebben ons laten bekeren tot retweetende couchpotato’s. Het materiaal wordt gemaakt door trollen in fabrieken. Bronnenonderzoek? Wie maalt erom. Nergens voor nodig, zo’n sleetse plicht.
Moeizaam denken hoeft niet meer, buiken zijn rond gegeten. Toch zijn we intussen met zijn allen ontevreden. Dat doet verslaving met je. Zij maakt je blind. Het kan ook anders, maar je ziet het niet. Zij laat je dat vergeten.
Zit je vast in de kwantitatieve staat? Gooi er dan nog een schepje bovenop. Je voelt je wonderlijk genoeg beter … heel even.
Verslaving wil zich altijd handhaven. De geest is zo verwrongen dat elke redelijke oppositie door het verslavingsbeest als dreigement ervaren wordt. Het wil maar één ding: meer!
En wie het beest wel trotseert, wie zich afscheidt van de massa en promotieprikkels, en ervoor kiest het sober aan te doen, wordt beticht van immoraliteit. Spelbreker! Het geld moet rollen.
Kom in zo’n samenleving maar eens met inhoudelijke argumenten in het geweer tegen de status quo. Niemand zal je willen horen, het is veel te beangstigend om cold turkey te moeten gaan.
Onlangs bezochten wij een kraamfeestje. Mijn vrouw had van spijkerstof en kleurige lapjes een knuffelkonijn gemaakt. Ik schreef er een kaartje bij. Daarop wensten we de boreling een mooie wereld toe.
Als schrijvend moest ik eraan denken dat het nog niet mee zal vallen voor de nieuwe generaties om een mooie wereld aan te treffen. Hun voorzaten hebben er een behoorlijke puinhoop van gemaakt en ze lijken niet van plan zich ernstig in te spannen om de schade te herstellen. Ze houden liever vast aan de hun bekende patronen, net doend alsof ze niet inzien dat dat onmogelijk is.
Populistische politici smullen van die attitude. Zij koesteren haar en zij voeden haar. Niets komt hun beter uit dan het geloof dat alles kan blijven zoals het is in stand te houden en te versterken. Dan hoeven zij niets te doen, dan hoeven zij geen verantwoordelijkheid te nemen en kunnen toch macht verwerven.
Bij de ingang van de supermarkt zat een oude vrouw te bedelen. Haar mond was tandeloos, op een paar bruine stompjes na. Onder laagjes vettige, kleurloze kleding bolde een dik lichaam op.
Ze had plaatsgenomen op de bemorste stoeptegels naast een overvolle vuilnisbak, de opgezwollen benen vooruitgestoken, daartussenin een plastic bakje. Het glazen afdak van de winkelpui hield de vrouw nog net vrij van de neerdwarrelende miezer.
Ik betaal mijn boodschappen altijd per pin en had alleen een muntstuk van twintig cent op zak. Meer kon dat niet worden, maar het scheen me te gênant om haar daarmee af te schepen. Dus keek ik voor me en liep door, langs haar heen.
Bij de zelfscankassa kreeg ik wroeging. Ik nam mij voor om op de terugweg alsnog mijn muntstuk in haar bakje te deponeren, zonder me te schamen voor mijn noodgedwongen karigheid.
Maar de uitgang annex ingang naderend, kon ik nog net zien hoe een bewaker de vrouw met boze woorden wegjoeg. Een paar klanten stonden ernaar te kijken. Waren zij het met hem eens of juist niet? Ik kon het niet ontdekken.
Mijn hart ging tekeer in mijn borstkas. Was ik ter plekke geweest, dan had ik de bewaker willen toevoegen dat hij met zijn daadkracht binnen zijn vier muren had moeten blijven, want dat de stoep van iedereen is, publiek domein, waarover hij en zijn baas niets te zeggen hebben.
Ik had hem ook een paar vragen willen stellen: wat hij ervan vond dat Albert Heijn, onbezorgd en zonder een spoortje schroom, welbewust winkeldiefstal uitlokt en voor lief neemt met zijn zelfbedieningsbetaalsysteem; en hoe hem dat te rijmen leek met het buiten bij de voordeur weren van mensen die slechts om een aalmoes vragen.
Ik had hem willen vragen of hij niet ook vond dat het opportunistisch en hypocriet is om zich daar over de aanwezigheid van andere mensen zeggenschap toe te eigenen, louter en alleen omdat die mensen het bedrijf niet aanstaan, want zij passen niet binnen het marketingplaatje en zij passen niet bij de sfeer waarvan Albert Heijn meent dat die nodig is om de kooplust van betaalkrachtig publiek op te wekken.
Maar inmiddels was de bewaker in het pand verdwenen en sjokte de oude vrouw gelaten de stoep af, richting het zebrapad, om over te steken naar vermoedelijk een andere winkelstek. Ik was te laat.
Of toch niet?
Ik riep: ‘Mevrouw, mevrouw!’, haalde haar met een paar passen in en tikte op haar schouder. ‘Alstublieft’, zei ik, toen zij omkeek, en drukte het muntstuk van twintig cent in haar hand. Die voelde warm en mollig aan.
Om 6 uur werd ik wakker en hoorde ik een merelman. Hij zong zijn betoverende loopje, nog in het donker, en andere vogels volgden hem.
Om 7 uur ontwaakte ik opnieuw. De zon was nog niet opgekomen maar stuurde zijn grijs-roze perzikstrepen al vooruit. Een puincontainer van een bouwplaats werd een vrachtwagen opgetakeld. Ik herkende het kabaal. Een tram, eveneens buiten beeld, plingplongde zijn wakkere stadsbel. Wellicht om al te levendig fietsgedrag te temperen. Autoverkeer zoefde en stond weer even stil, op weg naar het werk of andere bezigheden.
En weer die vogels met hun vrolijke, vrijlustige gekwetter. Nu ook de eenden en meerkoeten, gesnater en gegak.
Er is beweging binnen.
Het is het gerommel van darmen die nog wel een uurtje langer hadden willen liggen. En direct ook het gerommel van het voelen dat er een dag vol verwachtingen aanbreekt, een dag vol mooie ervaringen, inzichten en ideeën, prikkelende nieuwigheden.
Even waan ik me weer een kind na de laatste schooldag: het zijn darmen die zich roeren omdat je vroeg bent opgestaan want de zomervakantie breekt aan. Je moet op pad. De zon, de bossen, de vrijheid tegemoet. Dan komen ze tot rust.
Alles lonkt, maar niet vanwege nakend vakantieplezier; alles lonkt vanwege voorjaarssignalen. Het is heiig en als ik omhoog kijk, de lucht in, zie ik een wolkenlaag als gekaarde katoen, ongewassen. Dat wordt nog anders. De zon is beloofd en de voortekenen dat de belofte wordt ingelost, sluipen ertussendoor.
De vogels merken het ook op, maar anders dan ik hadden die de belofte bij donker al in de gaten. Voor hen is de weer-app of ander technologisch bewijs overbodig. Zij hebben hun raadselachtige, mystieke zintuigen.
Laat die darmen maar morrelen van verlangen, verwachting en verstoord bioritme. Hooguit maakt het me slanker. Ik treed de dag met plezier tegemoet. De lente stapt binnen, nu al, in februari. Door een uitzonderlijk zacht briesje dat onderweg is, mogen we straks rekenen op een huidstrelende veertien graden. Zouden de vogels dat ook al weten, via hun stiekeme barometers?
Zo direct stap ik op de fiets. Nog een half uurtje wachten, ietsjes langer. Ik zal langs de paden in de parken speuren naar veelkleurige krokussen en geel-oranje narcissen, naar witte sneeuwklokjes en naar zon-gele ranonkels. Het speuren zal me makkelijk afgaan; ik heb ze eerder al gespot, in groten getale.
‘Vroeg’, zeggen wij, klimaatverziekers. ‘Hoe vroeg, dat maak ik wel uit’, reageert Moeder Natuur. ‘Verzieken noch beïnvloeden kunnen jullie mij. Wie en wat jullie zijn dat ben ik. Jullie zijn mijn kroost, jullie zijn mijn bloed. Ik hoef niemand te temmen, ik ken geen arrogantie. Alleen het kind denkt in die termen omdat het onvolkomen is. En wie kan een kind iets verwijten?’
Op pad, op pad, het ontbijt achter de kiezen, de vogels kwetteren. Een dag vol optimisme begroet de stad. De eerste zonnestralen verwarmen de uiteen getrokken watten. De dikte lost op, ik zie het gebeuren.
Zometeen heb ik les. De laatste in de reeks van Dictators en Dictaturen. We gaan het hebben over Spanje, een dictatuur die vreedzaam tot een vrije omwenteling is gekomen. Dat kan. Een voorbeeldigheid, een beloftevolle revolutie, een halve eeuw terug.