Waar is dat ene woord
dat nog zijn weg zoekt in de regen
van gedachten die te vaag zijn
om zich vast te hechten
aan de vezels van een blad?
Waar is die ene zin
die nog verspreid is in de wind,
in de dwarrel van loze woorden
dat ene nog niet heeft gevonden
als zijn kiem?
Waar is de orde
van een volgorde
die wat zegt?
Niets verhevens,
niets hoogdravends,
maar wel klinkend:
klokkentonen
van een carillon,
die het durven
zich te vlijen
op een ivoren bed
van onschuld,
een arabeske erfenis
in blauw
nalatend
zachte indrukken
in houtpulp.





