
De lente zal voor mij altijd verbonden blijven met mijn vestiging in Amsterdam. Dat was op 1 mei 2014. De dag ervoor woonde ik nog in Eindhoven. Het was in een impulsieve bui dat mijn vrouw en ik besloten naar Amsterdam te verhuizen. Dat besluit heeft ons nog geen seconde spijt bezorgd.
Als ik in Amsterdam rondrij op de fiets – en dat doe ik vaak, want hoe kom je hier anders van A naar B? – dan voel ik me verliefd. Verliefd op de culturele rijkdom, op de ontelbare bomen, op de zwanen en meerkoeten en reigers in het water, en ja, ook op de vet doorvoede meeuwen daarboven, die krijsen als mensenbaby’s omdat het ze nooit genoeg is.
Ik voel me verliefd op het ooievaarspaar op zijn hoge nest in het Vondelpark, dat er steeds weer is in februari en dat mijn hart laat overslaan voor het naderende voorjaar. Verliefd voel ik me op de wind die door de straten waait, je ’s winters onbarmhartig nat plenst en ’s zomers dat weer goedmaakt als hij kietelend door je T-shirt wappert.
Het is een verliefdheid waarvan ik weet dat zij alleen maar groeien kan. Telkens als ik besef dat ik daar allemaal bij mag horen, wordt ze een stukje heftiger.
Ik kan genieten van het veeltalige geroezemoes om mij heen, als ik in Amsterdam op straat loop. De stad is een trefpunt van 180 nationaliteiten. Ik heb in mijn leven weinig plekken meegemaakt waar alles en iedereen zo welkom is. Ik ken weinig plekken waar je elkaar – bekend en onbekend – zo makkelijk aan- en toespreekt op straat.
Nooit kwam ik op een plek waar ik zo snel nieuwe mensen leerde kennen. En ik zou niet weten op welke plek nog meer, mensen vrijheid zo onbetwistbaar vieren: absurd is hier geoorloofd, raar is hier normaal, afwijkend de norm – ploeg jij jouw akker dan ploeg ik de mijne, ieder op zijn eigen wijze.
Lees verder


