Een tekenspelletje:
langs de lijn groeit
een mama,
een zon,
een boom,
een huis,
een bloem,
een vader,
een hond,
een mens,
een horizon,
een meester
uit stippen.
Totdat de synapsen
het verbinden staken
en het leven langzaam
terugtrekt in de navel.
Een tekenspelletje:
langs de lijn groeit
een mama,
een zon,
een boom,
een huis,
een bloem,
een vader,
een hond,
een mens,
een horizon,
een meester
uit stippen.
Totdat de synapsen
het verbinden staken
en het leven langzaam
terugtrekt in de navel.
is putten
uit een pruttelende pap,
is schrijven en schrapen
van een palimpsest,
is vertrouwen
op de hemel in je buik,
of het vagevuur.
heeft een buurtgenoot
Dirk van den Broek
aan het balkon
van zijn flat
opgehangen.
Rood aan de reling,
als een tomaat,
overrijp aan een tros,
net niet rot,
net niet los,
weert hij
heel dapper
met zijn gewapper
en geklapper
de duiven.
Het hele klimaatgevecht staat me tegen, zoals vechten me altijd tegen heeft gestaan. Ik ben het altijd uit de weg gegaan. Als het maar enigszins kon.
Niet altijd bleek dat mogelijk. Soms word je gevechten ingetrokken en kun je je niet lafhartig opstellen.
Ik heb ze ook weleens gewonnen, die ongewilde gevechten. Gaven die overwinningen voldoening? Allerminst. De knokpartijen waren vaak langdurig – maanden, soms jaren. Ze zweefden als donkere wolken boven mijn hoofd en er was geen wind die ze wegblies. Ik nam ze met me mee en was me steeds bewust van de schaduwen die ze wierpen op de grond rondom mij, over het pad dat ik liep.
Maar het waren gevechten met mensen. Als individuen, als organisaties. Dat maakte ze uiteindelijk wel hanteerbaar.
Bij het klimaatgevecht is dat anders. Dat is een strijd van een hogere orde, tegen een macht die mensen ontstijgt. Het is een strijd tegen onze dierlijkheid, tegen onze natuur. Een strijd, zo zou je kunnen zeggen, tegen onze oorspronkelijkheid.
Winnen is alleen maar mogelijk als we die oorspronkelijkheid weten af te werpen. Dat zou ons tot de rationele wezens kunnen maken die we willen zijn – de wezens zoals we onszelf graag zien en waar we ons onterecht regelmatig op beroepen.
Bewuste planning, bewuste logica, bewuste samenwerking zou ons kunnen redden; het zou ons volkomen onzelfzuchtig maken en ons handelen loskoppelen van door het gevoel ingegeven impulsen.
Dat gaat allemaal niet gebeuren, onbewuste creaturen als we zijn. Oorspronkelijkheid is niet te verloochenen; zij zit in ons, zij is onze ziel, datgene wat onze vorm bepaalt.
Het gevecht dat we moeten winnen is zogezegd een gevecht tegen onszelf. Bij voorbaat hebben we dat gevecht daarom verloren.



Een zeker weten van onmenselijke proporties – dat is waar architect Howard Roark, protagonist uit The Fountainhead van Ayn Rand (1943), mee behept is. In juli las ik de Nederlandse vertaling, De eeuwige bron (1975, 2018, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff BV, Amsterdam).
Roark twijfelt niet aan zijn creaties. Zij zijn het goede en het schone; dat is zijn diepste overtuiging. Die enorme zekerheid maakt hem sterk en onkwetsbaar. Wat zijn integriteit ten aanzien van zijn creatieve ideeën aangaat, is hij onbuigzaam. Hij doet geen druppel water bij de wijn voor zijn opdrachtgevers, wat de gevolgen voor hem persoonlijk ook zijn.
En die gevolgen gaan ver. Hij raakt aan lager wal en in diskrediet, en wordt publiekelijk gehoond. Het deert hem in geen enkel opzicht. Hij wordt er niet door geïntimideerd; hij bouwt namelijk niet voor anderen, hij bouwt vanwege het bouwen zelf, om uitdrukking te geven aan een ideaalbeeld dat afwijkt van de gangbare conventies.
Als je dieper leest en Ayn Rands bedoelingen probeert te doorgronden, dan wordt duidelijk dat Roarks integriteit niet stopt bij trouw blijven aan zijn creatieve ideeën. Het gaat hem eerder nog om het geloof dat hij in zichzelf heeft. Hij wil zijn overtuigingen niet verloochenen noch bijstellen. Zou hij dat doen dan zou hij verraad plegen aan zichzelf. En hij zou het altijd weten want hij beseft dat het, juist omdat het om hemzelf gaat, onmogelijk is van het verraad geen kennis te hebben.
Roark bedankt ervoor om met die wetenschap door het leven te moeten – hij weigert die pijn, die de meeste mensen al te goed kennen, te dragen. Ayn Rand schetst in Roark een heroïsche persoon, passend in haar filosofische denkbeelden. Roark is haar ideaalbeeld van een mens.
Roark is de onkwetsbare, de held – de enige die niet lijdt in The Fountainhead. Alle anderen doen dat wel. Zij komen allemaal op een punt waarop zij geconfronteerd worden met de gevolgen van hun toegeeflijkheid aan de wereld, een toegeeflijkheid die leidt tot zelfverraad.
Allemaal, op één personage na. Dat is schrijver-demagoog Ellsworth Toohey. Ook hij staat pal voor zijn idealen, zij het dat in hem niet het goede en het schone wortelt. Hij verbeeldt Roarks antipode, de collectivist. Roark is de individualist.
Toohey fungeert tevens – daar raakte ik al lezende steeds meer van overtuigd – als personificatie van het Sovjetsocialisme, dat Ayn Rand verafschuwde; zo toonde zich in haar ogen het ultieme kwaad aan de wereld. Zij rekent er in The Fountainhead op geraffineerde wijze mee af.
Ayn Rand werd in 1905 geboren in Sint Petersburg in een apothekersgezin. Ze maakte de onderdrukking van de bourgeoisie door de bolsjewieken mee. Toen zij in 1925 een familiebezoek mocht afleggen in de Verenigde Staten, keerde zij niet terug naar de Sovjet-Unie maar werd Amerikaanse. De VS beschouwde zij als het prototype van een natie die haar onderdanen in volkomen vrijheid liet leven.
Zij vond er de plek waar zij haar filosofie van het individualisme kon uitwerken tot het Objectivisme. Haar denkbeelden zouden herkenbaar terugkomen in hoe de Amerikaanse samenleving zich in de twintigste eeuw ontwikkelde.