Gedachte, Leeslengte kort, Verhaal

Terugblik

Er was een afscheidsreceptie gaande. Het ging om een publieke ambtsdrager en het gebeuren werd bezocht door zo’n honderdvijftig collega’s en vakgenoten: een pensioenganger werd gelauwerd.

Het was leuk en gezellig, met bier en bitterballen, daar viel niets op af te dingen. En toch bekroop hem een gevoel van ambivalentie.

Het viel hem op hoe wel gekleed ze waren, hoe weldoorvoed, hoe welvarend, hoe hoogopgeleid; hoe goed ze het hadden en hoe ingenomen ze daarmee waren.

Niet dat ze zich verwaand toonden of arrogant. Ze acteerden eerder bescheiden en verlegen. Niet te flauw om de champagnefles van de toog te pakken en het eigen glas bij te schenken om zo de barman te ontlasten, en tegelijkertijd een net en nederig excuus te maken, welbewust status en welstand verloochenend.

Hij zag ze aan, zijn nu oud-collega’s. Ze woonden als hij in mooie huizen, in de fijnste wijken, ver van de problemen die ze geacht werden te monitoren en op te lossen. Ver van de stadse rafelranden en de gemeenschappen die daar woonden. Het was waar ze zelf niet kwamen of zich tussen zouden mengen, hoe hevig dat ook wenselijk was.

De epifanie trof hem op de laatste dag: er is geen reden ons te benijden want recepties zoals deze zijn de hoogtepunten – hier werd mij steeds de heilzame tinctuur geschonken tegen een onvervullend ambtelijk leven.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

De berg over

De dromerige blik is gebleven,
verwachtingsvol,
vooruitblikkend,
vol hoop
de toekomst in.

Bevragend,
nieuwsgierig,
dankend,
belevend
het heden.

Denkend aan anderen,
vrienden
en vijanden,
trouwhartigheid
en vetes.

De dromerige blik is gebleven,
denkend aan vroeger,
vergetend,
vol nostalgie
het verleden in.

Denkend aan wandelaars,
aan padgenoten,
broeders in de strijd.

De dromerige blik is gebleven,
de berg over,
het dal in,
de finish in zicht,

de droom niet gedroomd.

Standaard
Leeslengte kort, Verhaal

Samenspannen

Precies ben ik altijd al geweest, dus dat juist op zondag – die dag waarop alles keurig was – je haar piekte in weerbarstige palmboompjes op je kruin, dát vond ik onbestaanbaar.

Ik stond onderaan de trap voor de grote verticale spiegel, die omlijst was met een facetrand en was opgehangen aan verende klemmetjes, verstopt achter het glas. Aan de voorzijde zag je nog net de metalen halve maantjes die de spiegel borgden. Twee aan de onderkant en twee aan de bovenkant, dicht bij de hoeken.

De hal was enorm. Maar het zal de spiegel tegen de witte wand zijn geweest die die indruk wekte. Wij woonden in die jaren in een doorzonwoning in een nieuwbouwwijk. Ik zat in de eerste klas van de lagere school. Van het nieuwe van de wijk had ik geen benul en mijn kleine jongenslijf had voldoende aan nog niet de helft van de spiegel. Het besef van de gelukkige onschuld van allebei die feiten, daalde later in.

Lees verder
Standaard
Leeslengte kort, Verhaal

De komma

Ze ervoer de weken als een ongeïnspireerde periode, een vlakke tijd waarin de creativiteit haar in de steek liet. Ze wilde graag met de vinger wijzen naar het grauwe weer, maar keek naar buiten en zag dat de natuur zich niet liet plagen door het idee van een deficit.

Er vielen vette druppels uit haar grauwheid: een laaghangend industrieel zwart, ontsnapt als rook uit duizend torenhoge schoorstenen. Platgeslagen pluimen, zwarte watten, aanraakbaar dichtbij en omspannen door de stolp van een melkwit aura waardoorheen de afgezwakte stralen van de zon diffuus een weg wisten te vinden.

Ze zag hoe windvlagen met kracht de iepen bogen en hen hun gele, uitgeleefde blad ontrukten. Ze huilden. De herfst ten top. Onrustbrenger, die van alles laat gebeuren. Buiten … niet bij haar vanbinnen.

Niets kwam er uit haar handen, niets was goed genoeg. Na een tijd van studie was de grens verschoven. Al die nieuwe kennis, had ze verwacht, zou haar scheppingsdrang aanblazen.

Vooralsnog vlamde er weinig op.

Gisteren las ze over de grote corpulente schrijver; dat hij toen hij begon met dichten, rond zijn twintigste, als student, ‘niet echt goed’ was. Achteraf, toen hij Lucebert las, besefte hij dat hij te veel bezig was geweest met gedichten schrijven zoals gedichten moesten zijn.

Alsof het met het weer vandoen heeft, schamperde ze in zichzelf. Mijn trauma is de komma, de aarzeling, de twijfel – het wantrouwen moet slijten.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Berekenend

Half krult de kluizenaar
zich rond
de abc-formule.
Hij vindt zijn geluk
in het gezelschap van cijfers.

Niets is in staat
hem in zijn zaligheid te storen.
Want de onverlaat die telt,
weet dat het bestaan
berekend is.

Tot zijn euforie
om de gevonden waarheid
in een nul verdwijnt
en de vergelijking
onbewijsbaar blijkt.

Standaard