Leeslengte kort, Verhaal

Friese staartklok

Ik zit op een bankje op de winderige kale dijk. In mijn rug voel ik het kille appeltjesgroen van de Noord-Hollandse polder. Verder weg, weet ik, lost het op in het silhouet van de werktorens en woonflats van zuidelijk Amsterdam.

Mijn fiets staat naast me in het gras. Zometeen zak ik het Amsterdam-Rijnkanaal een stukje af. Tegendraads, want ik ben vlakbij het eindpunt van het kunstwerk, daar waar het aansluit op het IJ. Het uitgegraven water buigt hier traag, breed en groots het vlakke land uit.

Ik vraag me af waar al dat zand gebleven is en ik verwonder me over de kolossale ijzeren waterwezens die voorbij komen: duwschuiten met vrachtbakken, aan elkaar vastgekleefd alsof ze zoenen; dikbuikige tankers gehuld in een vlechtwerk van buizen en meters; platte containeraken die reusachtige, op elkaar geklikte legostenen dragen.

Ik meen zeker te weten dat ze alleen hier hun heen- en weergang maken, op dit stukje van de wereld, tussen het IJ en de Waal. Opgesloten door hun omvang, tot elkaar verdoemd, vastgehaakt aan een immense ketting die rondgaat over de bodem en die het zand daar tot rusteloze wolken omhoog roert. De stoet sleept zich voort, steeds weer dezelfde kielen zweven door bruine wolken van steeds weer hetzelfde zand, tot het einde toe.

Een wapperende zuurstokroze trainingsbroek, die schuifelend joggend stroomafwaarts het asfaltpad volgt, maakt een einde aan mijn fantasieën. Erin gestoken is een ronde man van middelbare leeftijd. Boven een volle baard bungelt een gebreide puntmuts tot ver voorbij zijn schouders; ze vloekt met de aard van de tegenwoordige Hollandse winter. Tussen baard en muts zie ik een montuur dat me doet denken aan prins Bernhard jr.

Een pompon zo groot als een tennisbal slingert dan weer bij een linker- en dan weer bij een rechterarm tevoorschijn. Als een traag tikkende Friese staartklok komt de man dichterbij.

Ter hoogte van het bankje gekomen, knipperen zijn ogen me door de vierkante vensters toe. Een stille groet. De aanblik is zo olijk, zo’n provocatie van Santa Claus, dat ik die opvat als een aanmoediging voor iets meer tegengroet dan de gebruikelijke hand omhoog.

‘Hoeveel kilometer nog?’

Hij maakt pas op de plaats, buigt voorover en hijgt uit.

’Och, zoveel het lijf toelaat. Gisteren iets te veel genoten. Daar zet je dan wat tegenover. U snapt het wel.’

Of ik het snap laat ik gaan. Wel vertel ik hem van mijn ontzag voor de enormiteit van het kanaal en de voorbij glijdende schepen.

Hij recht zijn rug, blikt opzij en het water langs, knikt en zegt: ’Dit is het drukste kanaal van de wereld. Steeds van die joekels. Ik weet niet hoeveel per dag!’

Uit de plooien van zijn broek diept hij een flacon op. Hij neemt een flinke slok, waarna de fles terug verdwijnt in het roze textiel. Dan richt hij zijn blik weer vooruit, ligt bij wijze van afscheid een hand een stukje op en hervat zijn boetedoening.

Ik sta op voor mijn rit de andere kant op en kijk hem na. Links … rechts, links … rechts, links … rechts tikt de pompon hem voort.

Standaard

2 gedachtes over “Friese staartklok

  1. Ooit zat ik een tijdje bij de zeeverkenners. In de zomermaanden schuimden wij de rivieren af. Van Rotterdam naar Loosdrecht en dan verderop via het Amsterdam-Rijnkanaal naar het Amsterdamse bos.

    Er zijn niet zoveel mensen die weten dat Nederland bevaarbaar is van top tot teen en van links naar rechts. Sterker nog vanaf Groningen kun je zomaar naar Zuid-Frankrijk of Spanje varen.

    Natuurlijk dat is geen Friese staartklok, maar wel een ingenieus systeem van sluizen en waterwegen. Het klopt, daar mogen we ontzag voor hebben. Al is de pompon op de pet vervangen door een wapperend lint.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s