Amsterdam, hoogzomer langs de Schinkel.
Na de kleine ophaalbrug voor fiets- en voetverkeer gaat het pad licht glooiend naar beneden en buigt iets af naar rechts. Dan, onderbroken door een kleine knik, loopt het weer rechtdoor. Links en rechts staan struiken en bomen, dicht opeengepakt, een transparante tunnel toverend van chlorofyl en schitterende scherven zon.
Juist in de knik en juist als ik kom aangereden, kijven twee zwart-witte dieren. Het ene is een lapjeskat, het andere een ekster.
De kat haalt met zijn klauwen naar de vogel uit, die klapwiekend vurig terugpikt met zijn snavel. De twee houden respectabel afstand tot elkaar, beducht als ze zijn voor hun wederzijdse wapens.
Hun strijd blijft onbeslist; ze stuiven uit elkaar vanwege het aanrollend fietsgeweld. De lapjeskat schiet rechts de struiken in, de ekster kiest heftig fladderend voor het geboomte aan de linkerkant, ik rijd ertussendoor.
Dan hinkt iets verderop, een tiental meters maar, een nog donzig eksterjong het lage groen uit – de inzet van de strijd. Het ziet er gehavend uit en kan niet vliegen.
Ik kijk het na, achterom, en zie nog net de oudervogel terugkomen – naar het juveniel toe – en de andere partij tevoorschijn sluipen vanonder de bermbegroeiing, aanstalten makend om de jacht te hervatten.
Ik ben te ver weg om te kunnen volgen wat zich daarna voordoet. Bovendien wipt er een blaadje voor mijn wiel weg; een levend blaadje, een vorm die ik herken, dus keer ik om … als ik al dertig meter verder ben, want dan pas valt de herinnering op zijn plaats.
Mijn onbewuste had het goed gezien: een kikker! Hij zit er nog, midden op het pad.
Ik stap naast hem af en geef hem een licht tikje op zijn achterwerk. Met twee reuzensprongen vlucht het amfibie de struiken in; voorlopig veilig, voor fietsers en voor katten.
Peddelend namalend over de belevenissen van zojuist, concludeer ik met enige zelfspot: de levende natuur is niet vriendelijk en haar wreedheid neemt toe met het IQ van haar wezens … hetgeen wellicht míjn domheid staaft.
Ontdek meer van Stan Lenssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Fraai hoe je genoegen beleefd aan het juveniele, of wat Witold Gombrowicz ‘het onrijpe’ noemt als synoniem voor ‘het jeugdige, de onvolwassenheid – ooit zijn thema.’
Wat me daarin raakt is dat je met een paar simpele streken een miniatuur neerzet die in die beperkte ruimte een heel verhaal verteld.
Ik zou zo zeggen: ‘een goed begin van het nieuwe jaar!’
LikeGeliked door 1 persoon
Het is altijd een genoegen een stukje leven te schetsen met woorden; het wordt nog genoeglijker wanneer een ander het genoegen deelt. … en hoe mooi door jou gezegd: dat het je raakt ‘met simpele streken’ …
Ik wens je een genoeglijk nieuwjaar toe Huub.
LikeGeliked door 1 persoon