Leeslengte kort, Verhaal

Metamorfose

Direct nadat ik wakker werd, ging ik poolshoogte nemen. Ik wilde weten hoe het ermee stond.

En daar, op de binnenzijde van de deurpost naar het balkon, naast een kleine, bespikkelde, groenige cocon, zag ik een betoverend wezen. Stil als een opgezet preparaat zat het er: het Groot Koolwitje.

Eronder, tussen het stof op de lichtgekleurde dorpel, kleefden dicht naast elkaar wat roestbruine spatjes. Opgedroogd vocht alsof het ingedroogd bloed was.

De vlinder hield zich onbeweeglijk. Ik kon haar goed bekijken. Haar vleugels waren gelig – niet wit. Misschien vochtig. Ze hield ze dichtgeklapt. Ik kon er een paar plooien in ontdekken.

Door het weefsel heen zag ik de schaduw van antraciete vleugeltippen. Ook de ronde vlekjes van dezelfde kleur, waarmee het dier ons zo nadrukkelijk onophoudelijk morsetekens seint in haar vlucht, schenen door de dichtgevouwen vleugels heen.

Het voorste deel van haar lijf was donker, de rest crème van kleur. Ze leek omgeven door een waas van poeder. Een teer wezen, zacht als room, mat glanzend als satijn.

In deze fase was ze zo dichtbij, zo aanraakbaar: haar transparante vleugels, haar facetogen, de reukantennes, de zes ranke poten waarmee ze zich ferm aan het gladde kunststof van het kozijn gehecht hield.

En toen opeens vloog ze weg. Klaar met het publiek. Naar buiten ging ze.

Nog wat onbeholpen fladderde ze de reling over, de diepte trotserend, de zwaartekracht uitdagend. Dat ging goed. Als zij het wilde was ze werkelijk lichter dan lucht.

Vervolgens kwam ze dwarrelend terug. Omhoog, omlaag, van links naar rechts, zigzaggend. Ongeleid, zonder plan. Zo zag ik dat.

Toch bleek ze doelgericht. Ze koerste aan op de potplanten en koos een blad uit op de wilde wingerd.

Daar eindigde haar eerste vlucht. Nog even trilde ze na op haar fragiele poten. Toen hield ze zich doodstil.

Op die plek heeft ze meer dan een uur in de ochtendzon doorgebracht. Toen ik later buiten kwam was ze weg.

Een week lang heeft de pop aan de binnenzijde van de kunststof deurpost met zijdeachtig spinsel stevig vastgekleefd gezeten. Over de rug ervan liep een ragfijne draad die het wezen tegen een valpartij leek te moeten zekeren.

Zeven dagen lang was daarbinnen een proces gaande dat nog even onbekend als mysterieus is: de rups lost op tot een vloeibare massa en daaruit vormt zich een vlinder. Veel verder reikt onze kennis niet.

Gisteren zag ik door de huid heen duidelijke, donkere verkleuringen. Dat was nieuw. Ik begreep dat het haast zover moest zijn.

De huls die ik hier nog heb, is als van crêpe-papier. Hij is zo heel nog van uiterlijk dat dat misleidend gewerkt had bij mijn eerste aanblik van het tafereel in de ochtend.

In een eerste impuls leek de vlinder die ik zag mij een bezoekster, nieuwsgierig naar haar zuster die nog sliep in haar sarcofaag.

Over de flank van die sarcofaag echter, buiten mijn zicht, zat een scheur. Hij was open – ik had het wonder simpelweg gemist.


Ontdek meer van Stan Lenssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Standaard

3 gedachtes over “Metamorfose

Laat een reactie achter op Huub Koch Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *