
Tring-tring! Tring-tring!
Intimiderend bellend kwam hij aangereden op zijn rammelende oude fiets. Een lange, magere man, sjofele kleding, doorrookt gezicht en naar schatting drie maal de leeftijd van zijn wankele vervoermiddel – dik in de zeventig.
Hij maakte het ons heel duidelijk: dit was dan wel het voetpad, hij had er fietsend voorrang. Kennelijk bevonden wij ons op zijn domein en dat verleende hem bijzondere rechten. We sprongen dus opzij.
Ik was op stap met een groepje van vijf dames in mijn rol van gids voor het Van Eesteren Museum. Hier op de stoep van de Louis Couperusstraat in Slotermeer, met onze gezichten naar de duplexwoningen – in de jaren vijftig gebouwd door de architecten Tuijnman en Snellebrand – was ik mijn tourdeelneemsters aan het vertellen over de speciale kenmerken van die gestapelde woningen.
In bredere zin was ik ze in deze rondleiding aan het voorlichten over de opbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog, en over de ideeën en plannen waaruit de wijk Slotermeer in die periode was ontstaan als onderdeel van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam, het gebied dat nu meer bekend is onder de naam Nieuw-West.
In onze rug, schuin de straat over, had ik de H-school van architect Jan Leupen al in de peiling. In dezelfde tijd gebouwd, gedoopt Burgemeester Rendorpschool en toen bestemd voor het lagere onderwijs in de wijk. Tegenwoordig is het een gemeentelijk monument en in gebruik als een speciale school. Het zou zometeen aan bod komen.
Maar nu werd ik gestoord in mijn verhaal en het was onprettig. De oude man was boos, hij stelde zich vijandig op. Wat waren wij hier, in wat zijn buurt was, aan het kletsen? Waren wij een groepje ambtenaren die weer iets buiten de bewoners om waren aan het bedisselen?
Zo zag het er wel uit naar zijn oordeel, dat hij dan ook prompt uitsprak – en ook de door hemzelf opgeroepen spanning wat doorbrak, want het veroorzaakte gelach. Een hilariteit die hem stoorde, want hij begon zich met ons gesprek te bemoeien.
Ik maande dus de dames om niet te blijven staan, maar onze weg te vervolgen. Dat deden ze, aarzelend. Twee achterblijvers waagden het nog met de man in discussie te gaan. Op boze toon blies hij hen toe dat ze goed moesten beseffen dat het hier om revolutiebouw ging. Toen volgden ook zij. Gekheid om hem makend, gaven ze op.
In mijn ooghoek zag ik nog net dat de oude man een van de duplexwoningen binnenging. Hij woonde er, vermoedde ik, en misschien al wel decennialang. Misschien had hij er kinderen grootgebracht. Misschien had hij er een fijn leven geleid. Misschien was hij geworteld hier, op deze plek in de wijk.
Dan begreep ik hem. Want het mochten dan wel eenvoudige revolutiehuizen zijn, hetgeen dat ik het zijne vermoedde wordt hoogstwaarschijnlijk afgebroken. Dat was mij bekend. Dit stuk van de wijk valt de komende jaren ten prooi aan grootschalige stedelijke vernieuwing. De achterhaalde opbouwbuurt moeten eraan geloven.
Het is pijnlijk wanneer wortels worden doorgesneden. De boze bemoeienis van de oude man met onze tour wordt wat mij betreft dan ook met terugwerkende kracht in een mild bed van compassie opgevangen.
Ontdek meer van Stan Lenssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Zag hem fietsen, graag gelezen!
LikeGeliked door 1 persoon