Het najaar sluipt binnen, en daarmee de coronaprik voor de risicogroepen. Het virus is ‘normaal’ geworden, de ziekte heeft zich genesteld in ons systeem, zoals de griep. Dus, weten we het nog?

Het is zaterdagochtend 14 maart 2020. De wind is geluwd, het regenen is opgehouden, sinds dagen schijnt de zon weer. Het ruikt naar lente.
Er spelen kinderen op straat. Er rijden weinig auto’s. Een koolmees fluit amechtig, alsof hij een fietsband staat op te pompen. Er hangt één vliegtuig in de lucht. Dat baart opzien.
Het is net drie dagen coronacrisis in Nederland. Om mij heen valt me iets op. Rust! We koelen af. Behalve dan voor wat betreft het verfoeilijke maar begrijpelijke hamsteren in de supermarkten. Maar verder – de economische machine is stopgezet, wat een enorme lucht geeft dat.
Als je me zou zeggen dat het 1965 is, dan zou ik dat beamen.
Ik ben weer zes en het is voorjaar. Het weer is zacht, de tuindeuren gaan open. We zetten de stoelen en de grote tafel buiten. Daar, bij de houten schommelpalen, schuin onder de berk. Hij is nu nog kaal. Heel even leg ik mijn wang op zijn koele witte stam en kijk naar boven. Wat is ie hoog!
Een stoet kinderen en hun moeder hebben het voorjaar in de bol; we eten de middagboterhammen buiten.
Melk en thee, jonge kaas, boerenmetworst, hagelslag. Voor iedereen een tomaat. Bruin brood met Blue Band. Alles op tafel. Twee sneeën op elkaar; alleen dát maakt een boterham. Eén plak beleg ertussen. Kaas of vlees, ik mag zelf kiezen.
Daarna nog een keer. Pas nu komt de hagelslag. Wat knappert die lekker tussen mijn tanden, voordat ie als zoete crème smelt op mijn tong. Eén slok melk … en daar glijdt weer een hap zo door mijn keel naar binnen.
De zon stuurt intussen prille lentestralen naar onze tafel, door de berkentakken heen. En ook hier hoor ik de koolmees.
Wat een feest! En wat was er weinig voor nodig.
Ewald Engelen schreef in zijn economiecolumn in De Groene Amsterdammer van 5 maart 2020: ‘Voor het milieu is corona een zegen.’ Niet iedereen zal hem dat toen in dank hebben afgenomen. Ik wel.
Behalve dat corona onze consumptiezucht indamde, bleek corona op nog een manier een zegen. We kregen tijd cadeau. Ik zag mensen fietsen en wandelen. Ze groetten elkaar en maakten een praatje. Op gepaste afstand, inderdaad.
Corona schiep ruimte. Corona schroefde het tempo omlaag. En plotseling was er weer aandacht. Voor onszelf, voor elkaar, voor het beleven van de natuur.
Noodgedwongen maakte corona ons minimalist en noodgedwongen trapten we door corona op de rem. Was dat erg? Ik geloof van niet. Was het niet eerder precies waar we naar snakten?
Als onze leiders het af laten weten, helpt de natuur ons wel een handje. Zij durft dat te doen waarvoor de machtigen de moed niet hebben.
Er viel een last van onze schouders. De jacht werd stopgezet. We kwamen op adem. Misschien lag het aan mijn perceptie, maar ik zag een verbazingwekkend optimistische acceptatie om mij heen.
‘Corona’ als woord betekent krans van licht. Dat kan nooit alleen ellende zijn. Wanneer je de berichten volgde, was de aandrang groot om te gaan somberen of bang te worden. Maar dat deden de meeste mensen niet. Vrijwel iedereen schikte zich, zeker in de eerste golf, toen de schrik voor het onmogelijk geachte er nog inzat. Heel flexibel en sociaal.
Een wonder kan zomaar uit iets microscopisch kleins ontstaan. Een primitief, pietepeuterig, stekelig bolletje organisch materiaal bracht ons terug naar een levensstijl die we kennen uit een tijd waarin kaas, boerenmetworst en Blue Band nog onschuldig waren. Dat lag niet aan de producten; dat deed de matiging van toen.
Van mij had dat mogen blijven duren. Zo kan het ook. Zo was het ook. En wat hadden we het goed.
Ontdek meer van Stan Lenssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Een eigen kijk. Heel belangrijk.
LikeGeliked door 1 persoon
Zo is dat 🙂
Dankjewel.
LikeGeliked door 1 persoon
Corona schiep ruimte. Corona schroefde het tempo omlaag. En plotseling was er weer aandacht. Voor onszelf, voor elkaar, voor het beleven van de natuur.
+++
Ach, jawel ik heb genoten van uw mijmeringen,
omwille van de schrijfstijl en uw jeugd.
Waarin ik mijn kinderjaren herken.
In de Corona-tijd,
waande je langs de vijvers van de Park Abdij, op de Meir in Antwerpen.
Paadjes werden zodanig bewandeld dat ze een weg werden.
Ondertussen kan je daar weer in je alleen verdwalen.
En op Zaventem, onze nationale luchthaven,
vliegen ze weer op die zilveren vogels alsof het trekvogels zijn.
Met veel lawaai.
Ik vermoed dat stilte en allenigheid in je huist vanaf de geboorte.
Is het niet aangeboren
dan flakkeren ze enkel op als strovuur. Hevig. Maar meteen opgebrand.
Nog een mooie maandag.
.
LikeGeliked door 1 persoon
‘En op Zaventem, onze nationale luchthaven,
vliegen ze weer op die zilveren vogels alsof het trekvogels zijn.
Met veel lawaai.’
Hier op Schiphol idem dito. Een stad als Eindhoven wordt er elke dag verplaatst.
En toch … de herfst blaast op deze maandag haast gewelddadig door de iepen van Amsterdam, alle menselijke reuring overstemmend.
LikeGeliked door 1 persoon
En hier zingt de wind in de hoge bomen.
Voor de stilte.
Hallelujah. God zij geloofd.
Ik zou Nooteboom en Van Mierlo willen bijtreden:
‘ik ben kwaad op God omdat Hij niet bestaat.’
Amen.
LikeGeliked door 1 persoon