is putten
uit een pruttelende pap,
is schrijven en schrapen
van een palimpsest,
is vertrouwen
op de hemel in je buik,
of het vagevuur.
Categorie archief: Dichtwerk
Nieuw dansje
Na een cadeau van vijftigduizend gouden jaren,
een dierlijk brein
om er twaalfduizend vol te maken –
wat onbeduidend is na vier punt vijf miljard rondedansjes –
en ons zuur
op de etsplaat,
is het rode koper rijp
voor wat erna komt.
Nieuw en glanzend
is de dansvloer.

Hiertegenover
heeft een buurtgenoot
Dirk van den Broek
aan het balkon
van zijn flat
opgehangen.
Rood aan de reling,
als een tomaat,
overrijp aan een tros,
net niet rot,
net niet los,
weert hij
heel dapper
met zijn gewapper
en geklapper
de duiven.
Partnerruil
Havermout bij het doorzonraam,
dáár staat de ronde tafel.
Over het hout scheren stralen,
geel en ijl staan beneden iepen.
Vier nijlganzen kruisen –
wisselen partners.
Van twee nieuwe paren
vliegt elk een kant uit
het vierkant.
Een druppel pap morst
op de Ulmus-nerf
alles tot normaal.
Ondergang
Een ruisende percussie van confetti
dwarrelt op stoepen
in alle tinten geel en goud.
Laag licht strooit stralen uit het blauw
door het hoge net van takken
tot trillend mozaïek in straten.
Onder de kanten spitsbogen
van haar kathedraal
waarin licht en vorm maximaal verstrengelt,
danst de natuur ten onder
op de xylofone klanken van een knokendans.
Kraaien krassen,
gierig plukkende genodigden.
Tiptappend op de betonnen tegels
voeren zij hun foxtrot op.
Zwart glanzend in het helle licht
pikken zij de laatste restjes
uit de schedel van de zomer,
nu een beker van bederf
op dit satansbal.
Op dit uur
slaat de herfst
uit een gouden kelk
het leven achterover
in een liturgie
waarop de dood
in duizend kleuren schijnt,
voor de storm het te pakken krijgt,
voor de zwarte luchten uit,
voor de kraaien winters walsen in het zwerk,
voor het weer het graf uit groeit.
