Hoe stil een blad aan de wilg ontsnapt,
laverend in de lucht,
dan wiegend in het water,
louter onschuld.
Zonder ideeën
is de wereld zijdezacht.
Zo was het toen je klein was,
een kind dat nog geen klok kon kijken,
dat letters niet kon lezen.
Wat waren woorden voor je?
Eerlijke onschuld.
Een beschermend kleed
dat zich rondom je voegde;
een web van lijnen tussen anderen,
die het beste voor je wilden,
betoverd als ze waren
door jouw onmacht en afhankelijkheid.
Woorden waren klanken
van een gastvrij weefsel,
waarin jij,
warm vanuit het kraambed,
als een vallend wilgenblad
zacht werd opgevangen.
Hun betekenis kon je niet vatten;
toch begreep je ze.




