Als er geen modernisten waren geweest, dan schilderden we nu nog steeds alleen maar realistisch en bouwden we nu nog steeds alleen maar kerken in gotische en bankgebouwen in neoclassicistische stijl.
Maar de modernisten kwamen met hun verbeeldingskracht – de Braques, de Mondriaans, de Gropiussen, de Le Corbusiers. En zij gooiden het roer compleet om, want zij begrepen dat het ook nog anders kon.
Zij begrepen dat kracht niet schuilt in het steeds reproduceren van het oude. Hoezeer dat ook aansloeg bij de meeste mensen (en dat vermoedelijk nog steeds doet), zij zagen er domheid in.
Kracht schuilt in het inslaan van totaal nieuwe wegen, in het durven loslaten van de welbekende stijl, in het ontdekken van nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden, in het beantwoorden van het blanco blad dat erom vraagt vanuit het niets het compleet onbekende te exploreren.
Weg met de imitaties! De pure eerlijkheid van denken en vormen diende te worden herontdekt!
Op de markt – Bart van der Leck – 1913
In De Groene Amsterdammer van 6 november 2025 lees ik over het regime van Trump in de VS. Het wordt gekenmerkt door chaotische incompetentie en houdt vast aan een beleid dat grote schade veroorzaakt zonder aantoonbaar voordeel. Wat kunnen we leren van Trumps ‘domheid’? heet het artikel.
Hoewel de populariteit van Trump zelf inmiddels sterk is afgenomen, hebben de Amerikanen willens en wetens voor hem en zijn regime van ‘domheid’ gekozen. Ze zijn echter nog niet van het trumpisme af. En de vraag is of ze dat ook echt willen.
Ik denk de laatste tijd veel aan de dood. Dat gaat gepaard met melancholie. Zulke periodes heb ik soms. Deze specifieke voerde mijn gedachten vanochtend terug naar het overlijden in februari 2024 van Dries van Agt. Waarom? Ik weet het niet, buien als deze laten zich niet vangen in rationaliteit. Hij was een Brabander, dat ben ik ook. Misschien dat het die band was.
Zijn overlijden vorig jaar had mij geraakt. Niet dat ik fan van hem was. Het kwam door het interview dat Jeroen Pauw hem had afgenomen in 2015 en dat, volgens afspraak, kort na zijn dood pas werd uitgezonden. Op mij maakte Dries van Agt in dat vraaggesprek diepe indruk. Ik ben hem meer gaan waarderen, ondanks zijn maniertjes, ondanks zijn valse bescheidenheid.
Van Agt werd linkser en progressiever na zijn politieke loopbaan. Hijzelf vond van niet. Hij vertelde dat zijn denken niet was veranderd; het was de maatschappij die was veranderd, die was naar rechts opgeschoven, hijzelf was daar blijven staan waar hij altijd al was.
Toch koos hij met zijn vrouw, die hij zijn ‘meisje’ noemde, bewust voor de dood. Het was een door hen samen bepaald moment, hoewel Van Agt in het interview nog vertelde dat hij geen euthanasieverklaring had getekend. Dat hij dat uiteindelijk toch deed, vind ik vooruitstrevend voor een man die als minister van justitie abortusklinieken liet sluiten.
Van Agt bekende ook zijn christelijke geloof op punten te zijn gaan betwijfelen. Hij was zich vragen gaan stellen. Heel soms vond hij een antwoord. Bestaat er wel een hiernamaals? Mag ik beschikken over mijn eigen levenseinde?
Ook brak Van Agt in het gesprek een lans voor de Palestijnse zaak. Na zijn politieke leven – toen hij de ruimte vond om zich meer in de gebeurtenissen in de Levant te verdiepen – liet hij zijn blinde steun voor Israël varen. Hij raakte, vertelde hij, overtuigd van het grote onrecht dat het Palestijnse volk wordt aangedaan.
En toen Jeroen Pauw hem vroeg naar een laatste woord voor ons, toekomstige luisteraars, uitte hij zijn grootste zorg: de onstuitbaar lijkende vernietiging van de aarde door de mensheid.
Van Agt bleek na de politiek wel degelijk van conservatief naar progressief te zijn opgeschoven.
“Terwijl ze zich na het sporten afdroogt, kijkt ze uit het raampje van het lab. Haar gewichtloze korte haar staat rechtovereind. Als ze de rest van haar leven in orbit zou kunnen blijven, zou alles in orde zijn. Pas als ze terugkeert is haar moeder dood – zoals er bij stoelendans één stoel minder is dan er deelnemers zijn, maar dat niet uitmaakt zolang de muziek klinkt en iedereen nog meedoet. Je moet gewoon niet stoppen. Je moet in beweging blijven. Je volgt deze prachtige omloopbaan en terwijl je die baan volgt, ben je schokbestendig en kan jou niets gebeuren. Als de aarde door de ruimte galoppeert en jij galoppeert er met je tijddronken brein door licht en donker achteraan, kan er niets eindigen. Een einde is onmogelijk, er kunnen alleen cirkels zijn.”
Dit is een stukje uit de roman In orbit van Samantha Harvey (2024). Vier astronauten en twee kosmonauten draaien in hun ruimtestation spiraalsgewijs cirkels rond de aarde. Ze kijken naar haar, die prachtige blauw-gemarmerde glinsterende planeet die hun onverbrekelijke thuis is, en die kwetsbaar en eenzaam in de intens zwarte ruimte zweeft. En ze hebben hun overpeinzingen.
Hun brein raakt tijddronken. Daarboven is elk besef van dag en nacht afwezig; zij beleven niet meer het opkomen en het ondergaan van de zon. Een deel van hun dagelijkse routine bestaat daarom uit het doen van oefeningen die erop zijn gericht het gevoel van tijd te bewaren, want zij blijven aan de aarde gebonden wezens.
Er kunnen alleen maar cirkels zijn, denkt de astronaute in In orbit. Ze heeft net vernomen dat haar moeder is overleden, maar dat wordt pas werkelijkheid, realiseert zij zich, zodra ze terug in de menselijke tijdlijn stapt. De niet-menselijke tijd in de zwarte ruimte functioneert anders. Die draait in kringetjes, kent geen begin en geen eind. Zolang ze in die kringetjes blijft, is er niets aan de hand.
Tijd is een verwarrend construct. We zijn er pas echt in verstrikt geraakt toen de uurwerken hand in hand met de industrialisatie opkwamen. We zitten dan in de achttiende eeuw en de grote machines draaien op het ritme van een moedermachine: de chronometer, de klok.
De Amerikaanse politiek was altijd al bitter en wrang, maar nu het masker is afgevallen van die ene persoon die net president is, kan ik er onmogelijk nog iets over lezen, horen of zien zonder een diepe fysieke afkeer te voelen.
Hij verrast ons keer op keer, deze Donald T., onverdraaglijk out of the box als hij is met zijn ideeën die druipen van vijandigheid en waan, en met zijn gelaat dat, bij het wereldkundig maken ervan, trilt als reuzel.
Het volk dat hem koos gaf hem een mandaat tot regeren vanuit de overtuiging dat hij het land weer groot zou maken. Maar verstopt bleef dat zijn visie van een groot land altijd een veel letterlijker karakter had dan de volkse uitleg: geen land dat zich ging ‘repareren’ met een naar binnen gekeerd beleid, maar een land dat soevereine grenzen loslaat, een land dat snoevend veroveringsdrang uitwasemt.
Het volk zal eraan moeten wennen dat hun wens van een groot Amerika een heel andere is dan die van de door hen gekozen president. En met hen zal de wereld klaar moeten zien te komen met deze leider. Donald T. toont zich een pure imperialist, bezeten van gebiedsuitbreiding.
T. heeft een plat en simpel wereldbeeld, en geeft er blijk van dat het zijn grote ambitie is zijn naam in vette kapitalen in de geschiedenisboeken te krijgen. Dat betekent dat zijn imperiale retoriek niet is af te doen als het loze geblaat van een bullebak: de sterkste jongen van de klas, die de dreiging van zijn brutale aard gebruikt om zijn klasgenoten te koeioneren, maar uiteindelijk niet meer dan een blaffende hond is.
T. drijft zijn ideeën door – niet omdat het zin heeft, maar omdat het in het zijn ogen zo werkt in het internationale verkeer. Hij is de oude imperialist voor wie het allemaal dodelijk serieus is als hij zijn spierballen laat rollen. De wereld is in zijn ogen een plek van louter winnaars en verliezers, een nulsomspel. De anderen zullen en moeten zich aan hem onderwerpen.
Het Panamakanaal, Canada, Groenland, de Gulf of America, er zijn geen rationeel geldige argumenten voor. T.’s militair-economische oppermacht is welbeschouwd het enige argument dat zijn aanspraken staaft.
Het is de grote vraag of hij dat argument zonder al te veel scrupules zal inzetten. Het is nu nog zijn troefkaart die telkens weer dreigend tevoorschijn komt, maar in hoeverre zal ze worden uitgespeeld?
De visie van een wereld waar de VS de hegemonie heeft, roept al decennialang enorme weerstanden op. De groeiende organisatie van BRICS-landen is een voorbeeld daarvan. BRICS streeft naar een multipolaire wereld waarin de VS het niet alleen meer voor het zeggen heeft. En zo’n andere wereld hoeft in de ogen van een aantal van die landen niet per se goedschiks gerealiseerd te worden.
Het Amerikaanse volk zal dan ook nog verrast kunnen worden door de gevolgen wanneer de klasgenoten in de wereld het brallen en sarren van de nieuwe leider zat zijn en zich verder verenigen om zich tegen de blaaskaak te keren. Maar dan, zo ben ik bang, zullen het volk en de wereld niet zo eenvoudig meer van hem afkomen als zij hem binnenlieten … Ik zei het toch: verwar hem niet met een bullebak.
Nu er een nieuwe Poetin bij gekomen lijkt – de parallel dringt zich onwillekeurig op –, voel ik een waanzinnige behoefte om mij op te sluiten met boeken. Om weg te zinken in de wereld van de literatuur, waar alles mooi en zacht is, of waar je op zijn minst daarvoor de keuze kunt maken; om mij te verschuilen achter hoge stapels titels voor wat buiten gaande is.
Misschien moet ik De Toverberg van Thomas Mann weer eens lezen. Het boek bestaat honderd jaar. In De Groene Amsterdammer werd er een artikel aan gewijd: ‘Beste vriend, ik zal niet doden’ (Bas Mesters, nummer 48, 28 november 2024).
Het moet vijf jaar geleden zijn dat ik De Toverberg voor het eerst in handen kreeg; een filosofisch-satirische roman over volwassen worden, zo las ik het. Mooi en indringend, een boek ook waar je de tijd voor moet nemen; Thomas Mann drukt zich graag uit in lange, ronddwalende zinnen met veel details.
In honderd jaar is de wereld ingrijpend veranderd. Wat echter gelijk is gebleven, is dat enkelen hun machtsspel spelen over de hoofden en ruggen van velen. Vijf jaar na mijn kennismaking met De Toverberg is dat weer heel actueel.
Op de dag dat ik deze woorden schrijf, 12 december 2024, waarschuwt Mark Rutte ons in zijn eerste grote toespraak als secretaris-generaal van de NAVO dat wij ons mentaal op een oorlog moeten voorbereiden.
In enkele jaren tijd is de wereld een plek geworden waar catastrofale dreigingen spelen. Zo’n plek als toen Thomas Mann aan zijn meesterwerk schreef. Het lijkt alsof we afstevenen op een huiveringwekkend déjà vu.
Bas Mesters trekt die lijn door naar Manns meesterwerk: