Leeslengte kort, Verhaal

Mirakel

Het is zover, de eerste vlokken zijn gevallen.

Voor en achter onze flat staan iepen. Veel! Je zou kunnen zeggen dat wij zijn ingesloten door een bos. Meer dan twee maanden terug, in de winter nog, stonden de bomen op knappen. Aan de uiteinden van de kale takken groeiden trosjes rood-bruine balletjes. Een opmaat naar bladknoppen? Dat was het niet.

Elk jaar zie ik het gebeuren. Nog voor zich iets van loof gaat vormen, verzekert de iep zich van nageslacht. Alsof de boom zich daarna pas het voorrecht gunt om zelf te leven.

De rood-bruine trosjes verschijnen. Massa’s bijeengepakte bolletjes. Elk bolletje een microranonkeltje op het punt van ontvouwen. Vliesjes over vliesjes, rood-bruin en kleverig. Eind februari, mirakels, volgt de transformatie.

De bolletjes barsten open, de vliesjes laten los. Al snel ligt diep beneden het plaveisel ermee bezaaid. Elk bolletje ontpopt zich als een bloempje. Heel klein. Vanaf de grond voor mensenogen is er nog net iets zichtbaar, maar het is niet als voortplantingsorgaan te onderscheiden.

Ik heb het wonder dit jaar vanaf het balkon gevolgd. Daar was een verrekijker voor nodig.

Iepen zijn windbestuivers. Zodra de bloempjes zijn opengesprongen, kan het spel van de bevruchting plaatsvinden. Zodat een paar weken erna opnieuw een wonder kan volgen.

Dan is het of de iepen hun blad gaan maken. Zou het nu dan wel gebeuren? De misleiding is compleet omdat bomen van andere soorten daar dan al druk mee bezig zijn. Zij zetten je op het foute been. Je denkt, nu komt hij ook, de iep. En je wordt in je idee bevestigd, want in de toppen van zijn takken vormt zich een geel-groene gloed.

Maar, het gaat om zaden. Het zijn de oorspronkelijk trosjes die nu vrucht gaan dragen. Ze vormen zich plat en rond en hard, elk ingepakt in een flinterdun groen laagje dat aan de randen overtollig weefsel vormt. Maar ook ‘overtollig’ is misleidend. Het surplus aan weefsel krijgt nut, hoewel veel later pas.

Een paar weken houdt die geel-groene gloed aan. Het zaad groeit, de halsbandparkieten ook – en tegelijkertijd, want zij smullen er gretig van. En dan, wanneer het eindelijk volwassen is, het is al mei, dan komt de sneeuw.

Dan laten de vruchtjes los en bewijst het ruime jasje zijn belang. Als een kleine deltavlieger tilt het zijn kostbare vracht op in de wind en neemt die mee, ver weg van de moederboom, om in vreemde streken neer te dalen op de grond. Het is een massaal gebeuren, het gaat met miljoenen.

Hopelijk ging de vlucht dan naar een vruchtbaar plekje, zodat ook daar over dertig-veertig jaar een iep te pronken staat. Slechts enkele zaadjes hoeven het zover te brengen.

Half mei heeft de iep het zware werk gedaan en breekt voor de boom zelf het leven aan. Dan pas groeit zijn blad volwassen uit. Op het einde van de maand staat hij uiteindelijk trots te wezen, groen en helder en transparant, als een smaragd.

Als ik dit schrijf is het 5 mei, bevrijdingsdag. En juist vandaag valt de eerste lentesneeuw.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Voorland?

We waren met een groepje mensen en
we aten
gaar gekookte,
afgedankte kleding.

Op mijn bord lag een textielen schoen,
zwart met rood
geruit.

Ik sneed hem in blokjes en
dacht aan de voet
die erin gezeten had en
aan het straatplaveisel
waar de zool
op had gelopen.

Het eten stond me tegen.
Ik heb de blokjes weggegooid,
keurig in de afvalbak,
en mijn bord
en mijn mes
schoongeveegd.

De rest,
smakkend smullend,
keek mij,
niet begrijpend,
na …

Standaard
Essay, Leeslengte lang

Licht, lucht en ruimte

Een vroege voorjaarsdag. Ik ben op stap door de wijk met vijf studenten van de Hogeschool van Amsterdam. Ik maak ze wegwijs in het stedenbouwkundige erfgoed van de opbouwperiode. Voor hen is die tijd geschiedenis van ver voor hun geboortedag. Voor mij is het mijn vroegste jeugd. Hoewel die zich elders in het land afspeelde, was het decor zeer vergelijkbaar met onze wandelplek van vandaag in Amsterdam.

De rondleiding gaat door tuinstad Slotermeer met daarin het Van Eesteren Buitenmuseum. Het buitenmuseum – hoogtepunt in de naoorlogse stedenbouw en architectuur – heeft de status van gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Tuinstad Slotermeer als geheel is één van de wijken van het stadsdeel Nieuw-West, een gebied waar meer dan 160 duizend mensen wonen. Een stad als ’s-Hertogenbosch zou er met gemak in passen.

Nieuw-West werd voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog gerealiseerd. Het was verreweg het grootste onderdeel van een ambitieus volkshuisvestingsproject, het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam. Amsterdam verdubbelde qua woongebied in oppervlak.

Bij het ontwerp en de realisatie van de woonwijken van het AUP hanteerde men het adagium licht, lucht en ruimte voor iedereen. Dat leidde tot een revolutionair nieuwe manier van bouwen, in open stroken en hoven met veel groen, en met grote raampartijen in de woningen. Compleet anders dan de dichte blokbebouwing met de veelal kleine vensters die de Amsterdammers zo goed kenden.

Het AUP werd in 1935 door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld als een plan in hoofdlijnen. Amsterdam telde 750 duizend inwoners. Het plan moest de stad gereed maken voor een miljoen inwoners in het jaar 2000. In 1938 ging de eerste paal de grond in. De oorlog brak echter uit en de door de Duitsers verordonneerde bouwstop van 1942 legde alles stil. In 1946 werd de realisatie weer opgepakt. Vooral in de jaren vijftig ging het hard en in 1960 was 95% van de bebouwing gereed. Er waren in totaal meer dan 60 duizend woningen opgeleverd.

Bij de H-school aangekomen staan we even stil. Ik geef een kleine uitleg over dit bijzondere schoolontwerp van architect Jan Leupen. Van dit typisch Amsterdamse ontwerp voor een lagere school zijn er in de jaren vijftig in Amsterdam tien gebouwd. De stijl is modernistisch. En al vanbuiten valt op hoeveel licht het gebouw vanbinnen wel niet toelaat. Zeker weten, het is hier fijn om in de klas te zitten.

Lees verder
Standaard
Essay, Leeslengte lang, Verhaal

De Jongste Dag

‘Als de bom valt wacht dan tot de schokgolf over is en de hitte en het helle licht voorbij zijn. Kom dan je tank uit en borstel zorgvuldig, met de bezem die bij het materieel hoort, van boven naar onderen de fall-out van alle delen. Zet je gasmasker op of bind een natte zakdoek voor ter bescherming tegen de inademing van radioactieve deeltjes.’

Zo ongeveer stond het in het Handboek soldaat. Ik kan het niet checken, ik heb het niet meer. Misschien maar goed ook; het was dienstgeheim. Dat stond er voorop in vermanende kapitalen.

De boodschap van het Handboek was duidelijk: volgde je nauwgezet de genoemde instructies op, dan had je de beste kansen, dan was er geen reden om je grote zorgen te maken. Ik meen dat de uitleg, voor een goed begrip, zelfs vergezeld ging van getekende illustraties.

Zo is het als ik het mij herinner, en de herinneringen zijn onbetrouwbaar oud; ik was lichting tweeëntachtig-één. Ik was overigens opgeroepen voor de artillerie. Die hadden geen tanks, die hadden geschut: krachtige houwitsers die over de linies heen konden schieten, tientallen kilometers ver – van Amsterdam naar Utrecht, zonder probleem. Van ons werd verwacht dat wij de wijsheid hadden om voor het woord ‘tank’ iets anders in te vullen.

Vóór mijn diensttijd had ik in mijn naïviteit de geschutten altijd voor tanks aangezien. Van het type dikbuikig megalomaan. Dat was een foute inschatting, een belediging aan het adres van het onderdeel waar ik terecht kwam, een belediging ook van dat andere onderdeel, waar de tanks toe behoorden: de cavalerie. Ik kon er niet mee zitten en nog steeds niet.

Ik was op nog een ander vlak naïef: ik had er geen idee van dat de munitie die tientallen kilometers verderop neerkwam – over de eigen frontsoldaten heen – van kernkoppen kon worden voorzien. Dat maakt de instructies die ik zo braaf uit het Handboek soldaat leerde extra wrang. Ze konden weleens moeten worden opgevolgd door de jongens van de vijand, geraakt door een beschieting waar ik persoonlijk de hand in had gehad.

Als ik terugga naar die herinnering aan het Handboek soldaat, dan kan ik niet anders concluderen dan dat de schrijver van dat stuk – over hoe je tegen een nucleaire aanval te beschermen – een opmerkelijk cynische aard moet hebben gehad. Alsof je inmiddels niet allang geroosterd was in je tank of in je geschut.

Ik kon alleen maar denken, dat lezende, dat ik mazzel had. Ik werd opgeleid tot waarnemer, ik was een goede rekenaar. Het was een voorportaal voor een nooit behaalde officiersrang, maar dat komt verderop.

Lees verder
Standaard
Leeslengte kort, Verhaal

Nog even

De iepen hebben nog twee verdiepingen te gaan. Nu al strekken hun toppen zich reikhalzend uit naar de onderrand van het balkon. Dat was zes jaar geleden nog anders, toen wij hier kwamen wonen.

Alles groeit in de natuur. Alles woekert over alles heen als het de kans krijgt. Beneden, in die toppen daar, zie ik vier parkieten spelen. Invasieven als ze zijn, verdringen zij inheemse vogelsoorten. In zes jaar tijd heb ik hun populatie hier flink zien toenemen.

Ze zijn groener dan het felste groen van het lichtgevende, jonge iepenzaad. Vol verwachting kijken de vogels naar de lekkernij in wording, vol verwachting van het volgroeid raken.

Het is onmogelijk om er nog vanaf te blijven. Het verlangen is te groot en de frustratie valt in onrijpe trosjes, kapot gebeten door kleine rode snavels, naar beneden. Tussen de voorjaarsnarcissen die daar staan te bloeien.

Heb geduld, wil ik ze zeggen, het zuur wordt automatisch zoet. Nog even.

Standaard