Het was de flard plastic in het hoge riet,
al deels verzwolgen,
die mij de macht van de natuur verried.
’s Mens blikveld van een korte horizon,
hoe slim we menen dat we zijn,
houdt ons, voor hoe het echt zit, dom.
Denkend dat wij erboven staan
en de natuur eronder hebben,
de clou volgt lang na ons vergaan.
Geordend uit wat chaos lijkt,
zou kunst door ons verzonnen zijn,
maar ga er maar van uit dat later blijkt:
het is niet dat iets de boel vervuilt
omdat het komt uit mensenhanden –
evenzogoed wordt het tot stof vergruisd;
het is dat ook die flard uit de natuur verrijst,
als wij deel is van de kringloop,
terwijl ons niet gegund is eenzelfde lange levensreis.
