Dichtwerk, Leeslengte kort

Een godgegeven missie

Twee kampen zijn geschrokken
van de strijd die zij ontstaken –
er vloeiden druppels rood.

Twee minder schuldigen zijn dood gebleven,
elk op hun eigen wijze aangezogen
om aan het spektakel deel te nemen.

Hoe moet de wereld hiermee verder,
als wij er in het Avondland,
gewend aan wat we zijn,
al slecht van slapen?

Wat moet de wereld met een ego
dat zich schaamteloos laat gelden,
dat zegt een man neer te kunnen schieten
bij klaar daglicht in de straat,
en dat zelfs dat het niet hindert
een gekozen president te worden?

Wie, die in zo’n wereld is geboren,
wil daarin leven?
De angst gezaaid in jonge harten moet enorm zijn;
ondraaglijk voor een twintigjarige,
die de rollen omdraait.

Wat ging er in dat hoofd om
tijdens die tijgersluipgang op het dak?
Kruipend naar een vreselijk offer,
pogend iets in de orde te verschuiven.

Een naïef kind, denkend
dat het boven de loop der dingen staat.
Is het in iets geslaagd?

De eerste daad,
een vuist omhoog
die ‘Vecht!’ riep,
was er een van woede.

De tweede,
uit het andere kamp,
riep om verzoening –
en werd aldus beantwoord.

Zou in een gepiercet oor
een sieraad kunnen hangen?

Of wordt de diepe vrees,
nu het gevaar gesterkt wordt
door een vals geloof
in een godgegeven missie,

weer snel gewekt
door monsterlijke woorden,
roepend om retributie en repressie?

Met dank aan:

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Nieuwelingen

Tussen de regels
dirigeert een baton
de subtielste melodieën.

De stillen worden overstemd
door het geraas van luide woorden
en de stampij van zwarte kapitalen.

Blaaskaken werpen zich op als rolmodellen
die vertellen hoe het leven in te vullen –
alsof zij weten wat uitputtend is.

Maar ergens ritselt iets.

Er zijn nog zo veel andere wijsjes
die gespeeld willen worden,
te vinden voor hen die het durven
in het wit te duiken,
tussen de chocoladeletters van de hoornblazers,

die ons slechts over koppen laten surfen,
bang als ze zijn voor de diepe duik
met zijn vondsten
die hen onwelgevallig zijn.

Hun wanstaltige bolle wangen
vertrouwen op de dienstbaarheid
van de manipulatieve kreet –
die groter zijn wil dan zijn moed
en kleiner dan zijn waarheid.

Maar ergens ritselt iets.

In het wit tussen de regels,
in de bescheiden schuilgelegenheden
van hen die zich verloren voelen
in de referentiekaders van de grootste gemene deler,

Lees verder
Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Ter aarde

Als het lijf de aarde in de schedel voelt,
dan zal het zich verbonden weten,
vluchtig, vloeiend en versmolten.

Het zal niet eenzaam zijn
als deel van al het andere,
als deel waar het uit voortkwam,

in de oerschoot.
Het zal er rustig zijn en vredig,
het zijn zoals het hoort te zijn.

Als het daarbinnen is
verwacht het geen bezoekers,
noch een steen.

Het vlees, wars van mensenzaken,
ontbindend in verbinding,
is alle ijdelheid voorbij.

Het vindt, verlost van elk doel,
de bron als ereplaats.
Het zal gewoon weer Aarde zijn.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Woorden 2

Hoe anders werden woorden
toen je de tijd had leren zien
en aaneengeregen letters lezen kon.

Je kwam erachter hoe zwak de draden
van het vangnet konden zijn,
wanneer een mond
verzonnen zinnen laat ontsnappen
met zo’n vooringenomen vanzelfsprekendheid
dat het onfatsoenlijk voelt,

om zich als tikkend gif
te nestelen in de snakkende holte
achter vele linkerborsten –
louter oordeel.

Je zag hoe,
met een schok,
het wiegend weefsel breken kon
om anderen te laten vallen,
wanneer zo’n mond
de klanken van het web misbruikt.

In een wereld waarin de spin kwaadaardig is,
zo wist je nu,
wekken woorden donkere ideeën,
zoals het ondergaande licht de nacht.

Standaard
Dichtwerk, Leeslengte kort

Woorden 1

Hoe stil een blad aan de wilg ontsnapt,
laverend in de lucht,
dan wiegend in het water,
louter onschuld.

Zonder ideeën
is de wereld zijdezacht.

Zo was het toen je klein was,
een kind dat nog geen klok kon kijken,
dat letters niet kon lezen.
Wat waren woorden voor je?

Eerlijke onschuld.

Een beschermend kleed
dat zich rondom je voegde;
een web van lijnen tussen anderen,
die het beste voor je wilden,
betoverd als ze waren
door jouw onmacht en afhankelijkheid.

Woorden waren klanken
van een gastvrij weefsel,
waarin jij,
warm vanuit het kraambed,
als een vallend wilgenblad
zacht werd opgevangen.

Hun betekenis kon je niet vatten;
toch begreep je ze.

Standaard