Een tekenspelletje:
langs de lijn groeit
een mama,
een zon,
een boom,
een huis,
een bloem,
een vader,
een hond,
een mens,
een horizon,
een meester
uit stippen.
Totdat de synapsen
het verbinden staken
en het leven langzaam
terugtrekt in de navel.
Een tekenspelletje:
langs de lijn groeit
een mama,
een zon,
een boom,
een huis,
een bloem,
een vader,
een hond,
een mens,
een horizon,
een meester
uit stippen.
Totdat de synapsen
het verbinden staken
en het leven langzaam
terugtrekt in de navel.
is putten
uit een pruttelende pap,
is schrijven en schrapen
van een palimpsest,
is vertrouwen
op de hemel in je buik,
of het vagevuur.
Na een cadeau van vijftigduizend gouden jaren,
een dierlijk brein
om er twaalfduizend vol te maken –
wat onbeduidend is na vier punt vijf miljard rondedansjes –
en ons zuur
op de etsplaat,
is het rode koper rijp
voor wat erna komt.
Nieuw en glanzend
is de dansvloer.

heeft een buurtgenoot
Dirk van den Broek
aan het balkon
van zijn flat
opgehangen.
Rood aan de reling,
als een tomaat,
overrijp aan een tros,
net niet rot,
net niet los,
weert hij
heel dapper
met zijn gewapper
en geklapper
de duiven.
Als ik zie hoe de leeuwerik blij
Bernard de Ventadour (rond 1200)
Omhoogvliegt naar het zonlicht
En als verdoofd zich laat vallen
Uit vreugde die zijn hart bevangt
Is het verdwijnen van de kuifleeuwerik uit Nederland een kwestie van beschaving?
Honderd jaar geleden was het beestje hier een algemene vogelsoort, dertig jaar geleden moest je moeite doen om hem te spotten, nu geldt hij bij ons als uitgestorven. De voornaamste oorzaak van zijn verdwijnen uit Nederland is het ontbreken van rommelige veldjes. Een beetje chaos, daar houdt hij van. Maar wij zijn de ruimte hier minutieus gaan ordenen.
Vanuit de lucht gezien, door mensenogen, ziet Nederland er fantastisch uit: een cultuurlandschap van strakke groene vlakken met ertussen rechthoekige mozaïeken van bebouwing, zilveren waterpartijen en mathematisch gedrapeerde slingers in zwart en grijs – wegen en stoepen. En jawel, hier en daar valt ook een grillig wild lijntje en een gerafeld vlekje op. Uiterst spaarzaam staan we dat toe. Natuurschoon voor onze weekendwandeling – om even alle beschaving te ontvluchten.
Geen stukje grond ligt hier lang braak. Nog voordat iets er op kan schieten en zich vestigen, wordt de ruwheid omgeploegd en aangeplant, of glad gewalst en volgebouwd. Getransformeerd in een akker, een plantsoen, een nieuwe wijk, een bedrijventerrein, of minstens gras erover. En na de kunstmatige constructie wordt het allemaal netjes bijgehouden. Wij houden ons landschap graag onder controle.
Onze kuifleeuwerik, ook vanuit het perspectief van boven, dacht er vermoedelijk steeds meer het zijne van: niet mijn idee van een thuisgevoel. Stilletjesaan is ie vertrokken.
Als kind in de jaren zestig heb ik het beestje goed gekend. Hij was klein en grijsbruin; een mus met kuif, in mijn kinderogen. Ik weet nog precies waar ik hem vaak tegenkwam. Dat was in Den Bosch-Zuid, de wijk waar ons gezin toen woonde. Aan de buitenste rand daarvan had je een groot water – de Zuiderplas – en natuurgebied de Pettelaar. Die zijn er nog, maar niet zo ruig als toen.
Toen was het daar een mengelmoes van poelen en zandverstuivingen. De boel lag braak. Het was het ongeregelde voorland van nieuwe woningen en kantoorgebouwen. Het barstte er van de knollenveldjes. Driekwart van het jaar stonden die vol hoog opgeschoten onkruid, en zoemden en krioelden er insecten. Je kon er geweldig spelen. Dat vond ook de kuifleeuwerik. Ik, mijn broertjes, zusjes en de andere kinderen uit de buurt zagen hem daar veelvuldig.
