‘Wat kunnen die sjoemelen zeg!’, roept iemand in mijn droom.
Ik zie twee liften;
één omhoog,
één omlaag.
Daar wordt men in gezet.
Het zoeft;
óf omhoog,
óf omlaag.
Slikken, suizen, trommelvliezen.
Boeren, braken, maag.
Men verreist niet!
Wakker.
Vliegen als suggestie;
je kunt de wereld
mooier dromen dan hij is.