‘Er wordt steeds minder met de hand geschreven.’
Met die radiomededeling werd ik vanochtend wakker.
‘En dat is jammer,’ vertelde de vrouw erbij, ‘het is het menselijke tempo.’
Het minder handschrijven wordt, zo meende zij, veroorzaakt door de haast die in de moderne mens gekropen is. Letters schrijven vraagt meer tijd dan letters typen en die extra tijd gunnen wij ons niet meer.
Het was een flits. Vervolgens ging de radio uit en moest ik de rest van haar verhaal missen. Maar ik voelde dat de luisteraar in het vervolgcommentaar kreeg uitgelegd dat we hier met een groot verlies te maken hebben, een teloorgang van scheppingslust en creatieve vermogens.
Mij kan in dit opzicht weinig worden verweten. Ik schrijf nog dagelijks met de hand, zoals deze regels in hun eerste vorm.
![](https://stanlenssen.nl/wp-content/uploads/2024/06/handgeschreven_750br.jpg?w=750)
Mijn handschrift wordt soms vergeleken met dat van een dokter. Dat is een klacht en een compliment ineen: onontcijferbaar doch geoefend.
Persoonlijk vind ik het kriebelig en wiebelig, met een resultaat dat onregelmatig en onzuiver oogt, als in een dronken bui geschreven. En dat terwijl mijn aard juist om precisie vraagt en ik geheelonthouder ben.
Ik heb dan ook de neiging om, na geschreven zinnen, de volgelopen en dichtgeplakte e-tjes van een open krul te voorzien en de lussen van de g’s te verlengen. Dat willen verfraaien van reeds afgeronde pennenstreken is een correctiedrang die ik bij het handschrijven constant voel. En bij veel meer letters dan alleen de twee genoemde.
Mooi? Nee, zo kan ik mijn handschrift zelf onmogelijk noemen.
Laatst zag ik op een bewaard gebleven rapport van de Sint Lucasschool – mijn lagere school – dat de juf niet verder durfde te gaan dan een magere 6 voor het vak schrijven.
En schrijven ging niet over spelling of grammatica. Nee, er werd schoonschrijven mee bedoeld. Daar werd nog echt op geoefend op onze jaren 60-school. Met een kroontjespen en met inkt uit een potje.
Dat potje zat in een uitsparing in de lessenaar, in een horizontaal gemonteerde plank die de bovenkant begrensde van het ietwat schuin aflopende schrijfblad.
Dat blad was met een pianoscharnier aan de plank bevestigd en fungeerde tevens als deksel voor een bergruimte eronder. Daarin lagen de oefenschriften en andere lagere schoolbenodigdheden.
In het midden van de plank was een gleuf uitgespaard voor het wegleggen van de kroontjespen. Rechts van die gleuf zat het potje.
Rechts dus, dat is belangrijk om te vermelden. Er was namelijk maar één manier waarop kinderen het schoonschrijven onder de knie konden krijgen: met de rechterhand! Dat wisten de meesters en de juffen uit die tijd heel zeker.
Links schrijvend was ik niet. Er was wel een ander ‘gebrek’ dat afdoende bleek om mijn schoonschrijfoefeningen te laten falen. Dat was de wat onvaste motoriek van mijn handen, een eigenschap die redelijk prevalent is in de familie.
Regelmatige, glad glooiende krullen toveren op het papier? Nee, ik kon het gewoon niet.
Wanneer ik achter de pc zit, speelt die trillerige motoriek eveneens op. Ik sla dan met grote regelmaat net de verkeerde toetsen aan. In pogingen dat te beteugelen, zijn er al meerdere online typecursussen door mijn vingers gegaan. Het euvel heeft zich tot op heden niet laten temmen en ik heb geen hoop dat dat met het klimmen der jaren nog zal gebeuren.
Ondanks de worsteling die ik erbij ervaar, schrijf ik graag met de hand. Niet met een balpen, oh nee. Dat glibberige gedoe met die olieachtige inkt. Een balpen gedraagt zich veel te autonoom voor mij, hij vliegt in mijn vingers voortdurend uit de bocht.
Na de kroontjespen ontwikkelde mijn handschrijfcarrièrepad zich als vanzelf richting ander klassiek schrijfgerei: de vulpen. Dat die bestaat is mijn geluk.
Geheimzinnig letters fluisterend met het papier, transporteert hij de oneffenheden van de pulpvezels in een subtiele tinteling van trillingen omhoog door je vingers. Dat is een haast erotische ervaring.
Soms zit ik opnieuw in de klas, zoals kortgeleden weer.
In die les, toen de docente langs me liep, fluks in mijn schrift kijkend, fluisterde ze me samenzweerderig toe: ‘Mooi handschrift.’
Zo zie je, als je maar goed oefent – een jaar of 60 volstaat – en het juiste gereedschap hanteert, dan is er opeens een juf die je meer dan een mager 6-je gunt.