
De komende twee jaar gaat er 8,5 miljard euro naar de scholen en gemeentes om de kansenongelijkheid in het onderwijs te bestrijden. Het geld wordt beschikbaar gesteld in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs van het ministerie van OCW. De al jaren stijgende kansenongelijkheid in het onderwijs wordt als een van de grondoorzaken gezien van het groeien van de kansenongelijkheid in de Nederlandse samenleving als geheel. Vandaar. De coronapandemie en de documentaireserie Klassen hebben het probleem definitief op de kaart gezet. Nu wordt het eindelijk aangepakt. Maar zal deze zak geld werkelijk bijdragen aan het oplossen van de groeiende kloof tussen kansarm en kansrijk?
Het is een typische reflex van een op kortetermijnresultaten gerichte maatschappij om geld te sturen naar de delen van de boom waar de bladeren er slap bij hangen. Het kwijnen moet gestopt worden. Zo vlot mogelijk. Dat lijkt efficiënt en doelmatig, maar het kan ook zijn dat je bezig bent met het stutten van takken terwijl het echte probleem ondergronds te vinden is, in een ziek wortelstelsel. Ik ben bang dat we hier met zo’n situatie te maken hebben.
Het idee dat we met het aanpakken van de kansenongelijkheid in het onderwijs de kansenongelijkheid in de samenleving als geheel kunnen verhelpen, is niet juist. Daarvoor ligt de aanleiding van het probleem te diep. De kansenongelijkheid in onze samenleving wordt in gang gezet door economische ongelijkheid onder burgers. Dat is ongelijkheid in inkomen en financieel vermogen.
Het is begonnen met de relatief kleine inkomens- en vermogensverschillen van kort na de Tweede Wereldoorlog. Lang waren die verschillen redelijk stabiel, maar sinds het toeslaan van de marktliberalisatie in de jaren tachtig is de economische ongelijkheid met sprongen toegenomen. Ook overheidsdiensten als het onderwijs werden geliberaliseerd. Scholen en universiteiten kregen de boodschap dat ze zich meer als concurrerende marktpartijen moesten gaan gedragen. Door die ontwikkelingen, bewust in gang gezet door beleidskeuzes, werd de kansenongelijkheid in het onderwijs uitgelokt en aangewakkerd.
Ongewild zijn ouders van schoolgaande kinderen marktspelers geworden. Ouders willen het beste voor hun kinderen, dus gaan ze op zoek naar onderwijsondersteuning, onderwijsvormen en onderwijsinstellingen die ervoor kunnen zorgen dat hun kroost excelleert. Daar zetten ze graag zo veel mogelijk middelen voor in. Alleen, rijk heeft nu eenmaal meer middelen dan arm; rijk zuigt daardoor de beste faciliteiten naar zich toe. Wie minder welgesteld is, moet het doen met wat overblijft. Daarbovenop komt voor welgestelde ouders het voordeel dat ze altijd al hadden: zij zijn door hun ruim bemeten outillage en hun wijdvertakte netwerken beter in staat een thuisomgeving te faciliteren die leren stimuleert (zoals het SER-advies van juni 2021 opnieuw laat zien).
Afhankelijk van de postcode waar de ooievaar je dropt, groei je in 2021 in Nederland op in één van twee werelden: de wereld van de bevoorrechte kinderen of de wereld van de gemarginaliseerde kinderen – met hun bemiddelde scholen of hun onbemiddelde scholen, en hun stimulerende thuisomgevingen of hun ontmoedigende thuisomgevingen. Het zijn twee werelden waar je ontwikkelingskansen toenemend uiteen wijken. Zo werkt dat wanneer een overheid niet meer als verzoener van belangen optreedt.
Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van economische ongelijkheid op een samenleving. Twee Britse sociaal-epidemiologen, Richard Wilkinson en Kate Pickett, hebben daarvan een inzichtrijke bundeling gemaakt in hun boek The Spirit Level (2009), dat de status heeft verworven van een modern standaardwerk over dit onderwerp. Aan de hand van internationaal vergelijkende statistieken legt The Spirit Level bloot hoe economische ongelijkheid de kwaliteit van een ontwikkelde samenleving aantast. Grote materiële ongelijkheid blijkt te correleren met meer geweld, meer gezondheidsproblemen, slechtere onderwijsresultaten, meer tienerzwangerschappen en ga zo maar door.
The Spirit Level beschrijft de situatie in welvarende westerse staten. De data tonen aan dat naarmate landen meer egalitair zijn, zij minder kampen met sociale problemen. De Scandinavische landen met hun lage inkomensongelijkheid zijn daar een mooi voorbeeld van. Zij scoren consequent gunstiger cijfers omtrent issues als misdaad, volksgezondheid en onderwijs dan landen als de VS en het Verenigd Koninkrijk, waar de inkomens- en vermogensverschillen groot zijn.
De getallen halen een voor een kapitalistisch systeem comfortabel en daarom hardnekkig misverstand onderuit. Het probleem van maatschappelijke kansenongelijkheid is geen gevolg van ongelijke kansen in het onderwijs. Het wordt er wel door versterkt. Maar uiteindelijk is de grote oorzaak economische ongelijkheid. Die conclusie is onontkoombaar.
Alsjeblieft, hier is een zak geld van 8,5 miljard! De scholen en gemeentes mogen zelf zien hoe zij de problemen in het onderwijs ermee oplossen. Het rijk houdt zich afzijdig en monitort de boel. Mooi, maar het is een handelwijze die misleidend is. De schijn wordt gewekt dat we met een zuiver onderwijsvraagstuk te maken hebben en dat het oplossen daarvan de solitaire verantwoordelijkheid van de scholen en gemeentes is, van de uitvoerende echelons.
De uitvoerende echelons hebben echter geen enkele grip op de wortel van het kwaad. De moeite die de scholen en gemeentes zich met die 8,5 miljard zullen getroosten, zal grotendeels verspilde moeite blijken als er niets verandert aan de economische ongelijkheid in Nederland. De verantwoordelijkheid en de macht daartoe ligt bij een hoger echelon, het Rijk.
8,5 miljard is een hoop geld. De voornaamste taak van een neoliberale regering is slapen. Het is tijd om wakker te worden. Als het onze regering ernst is met het bestrijden van de kansenongelijkheid in onze samenleving, dan is het zaak dat zij de context erkent waarin die onrechtvaardigheid gedijt. Dan is het onvermijdelijk dat zij, om het Nationaal Programma Onderwijs effectief te maken, de economische ongelijkheid simultaan daaraan aanpakt, door de lasten en lusten van de Nederlandse voorspoed eerlijk te verdelen. Want het is klip en klaar dat een extra berg mest voor een kwijnende boom weinig zin heeft als er niet wordt gewerkt aan het stoppen van de wortelrot.